Gepubliceerd op 21-06-2017

Kots

betekenis & definitie

ergens - van zijn/de - van krijgen

ergens van walgen; ergens beroerd van worden. Slanguitdr. die het vooral goed doet onder jongeren. Sinds eindjaren zestig.

Van die reclame over eten, net als je je eten achter je knopen hebt, word ik ook kots! gromde Straatman. (Miep Diekmann: Total Loss, weetjewel, 1973)

... daar werd hij goed kots van. (Goede Tijden, Slechte Tijden. De tijd van onbezorgdheid is voorbij, 1991, het boek van de populaire televisiesoap)

< >