Gepubliceerd op 21-06-2017

Jan hen

betekenis & definitie

schertsende ben. voor een verwijfde man, een sul die zich met vrouwelijke huisarbeid bezighoudt; een man die onder de plak van zijn vrouw zit. De uitdr. dateert uit de 17de eeuw. Het WNT citeert o.a. S. Costers Isa- bellaen Duytsche Academi,waarin Jan Henéén der personen zou zijn. Ook bij de dames Wolff en Deken (Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut,1793 -1796) wordt de uitdr. aangetroffen. Wellicht hebben we hier te maken met een verbastering van het Middelnederlandse woord hanne, hannes‘sukkel; man van niks’. Later zal dit dan begrepen zijn als hen‘vrouwelijke kip’.

Wat spijt het mij, dat Jan Gat en Jan Hen hier geen toegang hebben... (E.J. Potgieter: Jan, Jannetje en hun jongste kind, 1841)

Jan Hen = spotnaam voor een man, die zich met keukenzaken bemoeit. (Taco H. de Beer en dr. E. Laurillard: Woordenschat, 1899)

Wat ben jij een Jan Hen, bij een bezem hoort een boezem! (Jos Brink: Stukje voor stukje, 1985)

... twaalf halfblote meiden aan de bar en Jan Hen denkt dat-ie in een bordeel was beland? (Donald Olie: Van de wilde honden besnuffeld, ongedateerd)

Dan denk ik: who the heil ben jij om jezelf zo in de aanbieding te gooien? Ik liep daar volkomen als een Jan Hen rond. (Nieuwe Revu, 01/12/93)