gek; niet goed wijs. Gewestelijk taalgebruik? Van het werkwoord knitterenof knetteren‘scherpe, knappende geluiden vóórtbrengen’. Vgl. ook het voorvoegsel knetter-in knettergek.
Of ze heeft 653 gasstellen in huis en wil ze bij elk kraantje een doosje hebben. In elk geval achtte ik haar een beetje geknitterd. (Jos Brink: Zitten op de grond, 1980)