Gepubliceerd op 21-06-2017

Fik

betekenis & definitie

in de - gaan/steken

in brand vliegen, steken. Ook als werkwoord: fikken.Sinds ca.

1900, wellicht uit het Bargoens en klanknabootsend. Vgl. in de hens vliegen/steken/zetten.

En wat als hij met z’n lamme vlerk ongemak kreeg met het kacheltje en de boel ging in de fik en hij zelf er bij. (Theun de Vries: W.A.-man, 1967)