Gepubliceerd op 21-06-2017

Arm

betekenis & definitie

1. meteen - naar buiten, zie citaat. De herkomst heb ik niet kunnen achterhalen.

De kerkeraad schrijft de gelovigen dat het echtpaar Post huwelijksproblemen heeft ‘met de arm naar buiten’. Volgens een woordvoerder wordt daarmee bedoeld dat er ten koste van mevrouw Post een derde partij in het spel is. (Haagsche Courant, 03/04/96)

2. mijn - is geen uithangbord, schertsend gezegd tegen iemand die hierdoor aangemaand wordt om het hem toegestokene aan te pakken. Al bij Harrebomée. Het WNT citeert ook nog Kou- bert: Confetti (1898).
3. zijn -en bruin maken, zie een bruine arm halen.

arrempie-af, blut; zonder geld; berooid. Bijv. bij de buren is het ook maar arrempie-af ‘bij de buren is het armoede troef. De arm is het zinnebeeld van macht, gezag en vandaar ook van rijkdom, veel geld. Vgl. de uitdr. korte armen hebben, eigenlijk het tegenovergestelde van lange armen hebben ‘veel macht, geld bezitten’. Bij arrempie-af hebben we te maken met een spel met de beide bet. van het woord arm.

Hij is straal armpie-af en loopt op z’n tandvlees. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)