uitsluitend imperatief gebruikt en vnl. in de verbinding trekje smoel af. ‘zet een ernstig gezicht op!’ Bedoeld wordt dat de aangesprokene de lach van zijn gezicht moet afstrijken. Deze uitdr. wordt door studenten in de mond genomen, vooral in het kader van ontgroeningsrituelen.
Er werd gelachen. ‘Aftrekken’, krijste de student. Dit was een ontgroeningsterm, en bet. dat de groen de lach als een masker van zijn gezicht moest trekken. (Boudewijn van Houten: De Ontgroening, 1971)
Jézus Visser! Mijn God! Trekje smoel af, kerel! (Kees van der Pijl: Esprit de Corps, 1989)