Zuid - west - afrika - protectoraat - voormalige Duitsche kolonie, nu Britsch protectoraat, in het Z.W. van Afrika, 835.000 K.M.2, met een bevolking van 3.000 blanken en ± 150.000 inboorlingen. Het omvat in het W. een deel van den verhoogden bergachtigen rand van het tafelland van Z.-Afrika, waarvoor een door duinrijen van de zee afgescheiden, dorre, zandige kustvlakte ligt. Het bergland bestaat uit gneiss en graniet, soms bedekt door horizontaal gelegen lagen van zandsteen, leien en kalksteen. Het is een sterk verweerd, echt woestijngebergte.
De Omatano bergen, ten N. van Windhoek, zijn 2660 M. hoog. In de buurt van de kust is het gebergte voor een groot gedeelte onder puin en zand begraven. Het is verbrokkeld door diep ingesneden rivierdalen, waardoor echter zelden bovenaardsch water loopt. Alleen de beide grensrivieren, de Koenene en de Oranje, hebben steeds water. Het O.-deel van de kolonie behoort tot de Kalahari, een golvende hoogvlakte vol pannen (soms met zout bedekte, ronde of ovale laagten van 100—1000 M. in doorsnee). De kustvlakte is, wat de hemelsbreedte aangaat, betrekkelijk koud. De gemiddelde temperatuur in Walvischbaai is 16,6°, Augustus 13,9°, Maart 19,2°. ’s Middags wordt het zelden warmer dan 25°. Rehoboth in het binnenland heeft een jaarstemperatuur van 18,3°, Juli 9,5° en December 24,7°, gemiddelde uitersten 38° en — 7°.
De kuststreek is een der droogste woestijngebieden (Namib-woestijn) van de aarde (Walvischbaai 7 m.M.), ofschoon nevels dikwijls voorkomen. In Rehoboth valt 282 m.M. N.waarts neemt de neerslag toe. Langs de kust valt de zeer zeldzame regen ’s winters, in het binnenland ’s zomers. In ’t W. vindt men alleen in de regenbeddingen galerij-struikranden, vooral van Zygophyllum Stapfii. Dan volgt een zeer armoedige woestijnsteppe, waarin o. a. Welwitschia mirabilis, de kandelaber-aloë en Euphorbia groeien. Eindelijk doornbossteppe („Wacht-een-beetje”), met in de rivierbeddingen smalle galerij-bosschen van Acacia’s. Ook de Kalahari is grootendeels steppe ; hier komen echter ook zand- en zoutwoestijnen voor. — De oorspronkelijke bevolking bestaat uit: 1) Negers, n.l. de Herero of Damara („beestkaffers”), ± 20.000 in het midden, en de Ovambo in ’t N., 100 a 150.000, alle Bantoe. De z.g. BergDamara spreken Hottentotsch, maar hun type is meer dat van Negers.
2) uit Hottentotten, vooral in het Z., n.l. de Nama’s. De meesten zijn tegenwoordig' Christenen en spreken Nederlandsch. Hun hoofd, Hendrik Witbooi, heeft den Duitschers heel wat moeite bezorgd. De 4- a 5000 Bastaards, die vooral om Rehoboth wonen, zijn een kruisras van Kaap-Hollanders en Hottentotten. In sommige afgelegen streken van de Kalahari zwerven nog enkele horden Bosjesmannen, een laagstaand dwergvolk. De Ovambo leven van landbouw, Herero en Hottentotten zijn grootendeels veehoudende nomaden, terwijl de Bosjesmannen uitsluitend van jacht en het zoeken van wilde producten leven. Behalve bij de Ovambo in het regenrijker N., beperkt de landbouw zich tot een weinig tuinbouw bij bronnen (de voornaamste plaatsen in het binnenland, Windhoek, Itehoboth, enz., hebben haar ontstaan aan warme bronnen te danken). Ook zijn op verschillende plaatsen putten geboord, en heeft men stuwdammen aangelegd.
Bij Klein-Windhoek wordt aan wijnbouw gedaan. In het Outjo-district is men met katoenbouw begonnen. Hoofdmiddel van bestaan is veeteelt, die echter veel te lijden gehad heeft van epidemieën. Schapen, runderen, geiten. De kust is rijk aan visch en robben. Koper wordt gewonnen in de Tsoemeb- en Grootfontijn-districten en in de Khanmijn, diamanten bij de Lüderitzbaai, guano langs de kust, marmer bij Karibib. Yerder zijn goud, zwavel, lood, tin en ijzer gevonden. De eenige goede haven is Walvischbaai, die echter in Engelsch bezit was, waarom de Duitschers de haven Swakopmond, iets Noordelijker, hadden aangelegd.
De Lüderitzbaai (Angra Pequena) in het Z. had geen achterland; de op ± 22° Z.B. gelegen Kruisbaai heeft beteekenis voor den robbenslag en de guanowinning. Er is 2284 K.M. spoorlijn. Spoorwegen gaan van Swakopmond naar de kopermijnen van Tsoemeb en naar Windhoek en van Lüderitzbocht naar Keetmansdorp. De spoorweg van Windhoek naar Kalkfontijn is in den oorlog door de Engelschen verlengd over Prieska naar de Aar en daardoor met het overige ZuidAfrikaansche net verbonden. Overigens gaat het verkeer nog met de aloude ossenwagens. Hoofdplaats is Windhoek. — Z.W.-Afrika was de oudste Duitsche kolonie. In 1882 had de Bremer koopman Lüderitz de bocht van Angra Pequena met omgeving aangekocht en in 1884 werd deze door Bismarck onder Duitsch protectoraat gesteld. Gedurende den wereldoorlog werd ’t in 1915 door Generaal Botha veroverd en wordt nu door de regeering van de Unie van Z.-Afrika bestuurd.