Westerwolde - landschap in het Z.O. der provincie Groningen. De naam komt reeds voor omstreeks 900. In een lijst van de 12de eeuw worden in W. vijf parochiën opgenoemd: Sellingen, Onstwedde, Wedde, Vlachtwedde en Friescheloo. In 1316 plaatsten de Westerwolders zich onder de bescherming van den Munsterschen bisschop.
De hoofdelingen uit het geslacht Addinga hadden er langen tijd grooten invloed. In 1478 werd hun slot te Wedde door de stad Groningen verwoest. In 1530 werd W. door de Gelderschen bezet; in 1536 werd het uit naam van Karel V bezet door George Schenck van Toutenburg, die er mee beleend werd. Later kwam het landschap aan den graaf van Aremberg en daarna aan een Hollander, Willem van den Hove. Deze, die door de Westerwolders niet erkend werd, deed in 1619 zijn rechten over aan de stad Groningen, die er tot den Franschen tijd heerlijke rechten behield. — Het midden van W. bestaat uit diluvium, met hier en daar een lagen heuvel; de randen bestonden vroeger uit hoogveen, dat grootendeels vergraven is, in het O. het minst.
Van de mooie bosschen is weinig meer over. Twee riviertjes, Ruiten- en Mussel A, vereenigd de Westerwoldsche A, loopen Noordwaarts. Voor beteren waterafvoer en de ontginning zijn kanalen aangelegd, die uitmonden bij Nieuweschans in het N. en bij Ter Apel en Musselkanaal in het Z. De stoot tot deze kanalisatie werd vooral gegeven door B. L. Tijdens te Nieuw-Beerta (1891). De dorpen hebben een Drentsch karakter. Litt.: R. Fruin, Geschiedenis van Westerwolde (1886).