Wederinkoop - Het recht van wederinkoop van het verkochte, geregeld bij artt. 1555—1568 B. W., kan voor niet langer dan voor 5 jaren worden bedongen. Is een langer tijdvak bepaald, zoo wordt dit tot 5 jaren ingekort (art. 1556 B.W.). Verlenging is volstrekt uitgesloten (artt. 1557 en 1558 B. W.). Het recht van w. kan worden geldend gemaakt ook tegen wie het goed weder van den kooper heeft gekocht, al ware ook bij de tweede koopovereenkomst van het beding geen melding gemaakt (art. 1559 B. W.). De verkooper, die van het beding van w. gebruikt maakt, moet niet alleen den oorspronkelijken koopprijs teruggeven, maar ook vergoeden alle rechtmatige kosten op en ter zake van den koop en de levering gevallen, benevens de noodzakelijke kosten van reparatiën, en die waardoor het verkochte goed in waarde vermeerderd is, ten beloope van deze vermeerdering. Hij kan niet in het bezit van het wederingekochte treden dan na aan alle deze verplichtingen te hebben voldaan. Het goed moet dan vrij van alle lasten en hypotheken, door den kooper daarop gevestigd, tot den verkooper overgaan, die echter verplicht is de huurovereenkomsten, welke de kooper te goeder trouw mocht hebben aangegaan, gestand te doen (art. 1568 B.W.).
Zie nog artt. 1043 en 1613 B.W. en verder onder Bank van leening.
