Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Wederdoopers

betekenis & definitie

Wederdoopers of Anabaptisten behooren tot de Spiritualisten uit den Hervormingstijd, die, den kinderdoop verwerpende, de volwassen leden hunner secte herdoopten. Er zijn verschillende groepen te onderscheiden. De eerste is te zoeken in Zürich (1524), waaruit zij verdreven werden naar Zuid-Duitschl. en Oostenrijk, Moravië, Hongarije. Overal, waar de Hervorming doordrong, kwamen ook Wederdoopers voor.

Hun opvatting liet geen kerkformatie toe, terwijl ook de vervolgingen hen niet met rust lieten. Een nieuwe periode begon met het optreden van Melchior Hofmann, die de lijdende houding deed plaats maken voor revolutionnairen strijd, bij hem zelf theoretisch, bij zijn volgelingen practisch. Hij predikte ook in ons land, waar onder de lagere standen heel wat beroering gewekt werd door de „Bondgenooten”. Het hoogtepunt werd gevormd door de oprichting van het nieuwe Jeruzalem, het Sionsrijk, te Munster (1534—35), eerst onder Jan Matthysz van Haarlem en dan onder Jan Beukelsz van Leiden, die met B. Rottmann, Knipperdolling e. a. daar een hemelsch koninkrijk stichtte, waarin o. a. naar Oud-testamentisch voorbeeld polygamie heerschte. Het ging 25 Juni 1535 bloedig ten onder. Maar de gewekte beroering, ook in ons land, lokte felle vervolgingen uit, waaronder de Hervormingsbeweging hier zeer geleden heeft. Het gelukte Menno Simons, de Doopers vooral in ons land in rustiger banen te leiden.

Wat de opvattingen der Wederdoopers betrof, elke leerstellige dwang ontbrak. Maar zij hadden verschillende opvattingen gemeen : de bejaardendoop, communisme vooral bij de Boheemsche W., Avondmaalsviering alleen der geloovigen, vorming van gemeenten van „heiligen” met strenge kerkelijke tucht, algemeen leekenpriesterschap (ook van de vrouw), verwerping van den eed, van de overheid (door sommigen radicaal bestreden, zuiver anarchistisch; door anderen beschouwd als noodig voor de ongeloovigen), in den aanvang ook verwerping van alle geweld, krijgsdienst, enz. Hun aanhangers hadden zij voornamelijk onder den handwerkersstand: er lag ook een sociale tegenstelling in hun optreden. Litt.: C. B. Hylkema, Reformateurs (2 dln. 1900—02); E. Troeltsch, Die Soziallehren der Christi. Kirchen u. Gruppen (1912); L. Keller, Die Anfänge der Reformation u. Ketzerschulen (1897); E. B. Bax, Rise and fall of the Anabaptists (1903),; L. Hortensius, Tumultuum Anabaptistorum Liber Unus (1548); W. J. Leendertz, Melchior Hof mann (1883); Bibliotheca Ref ormatoria Neerlandica (1903 v.v., dl. II, V, VII); Dr. S. Cramer, Menno Simons, in Herzog’s Real Ene.3, XII.

< >