Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Waterschap

betekenis & definitie

Waterschap - Dit woord is als algem. benaming voor de lichamen, welker besturen bestuur en beheer hebben in zaken van waterlossing en waterkeering, eerst in zwang gekomen in de 19de eeuw. In de grondwetten van 1814 en 1815 gaf men telkens een opsomming van soorten van waterschappen, zonder één algemeene benaming te noemen. Reeds vanouds waren er colléges, die enkel zaken in waterlossing en waterkeering behartigden, maar veel talrijker waren de regeeringslichamen, wier taak behalve op deze ook op andere zaken betrekking had. Tegenwoordig is, wat op waterlossing en waterkeering betrekking heeft, taak van de waterschappen.

Slechts in streken, waar weinig water is, drijven gemeentebesturen schouw over wateren. In de streken, waar marken waren en weinig water, zorgden de markebesturen er voor. Op het woord GEMEENTE is uiteengezet, hoe de tegenwoordige burgerlijke gemeenten zijn ontstaan en van welke lichamen zij in meerdere of mindere mate de voortzetting waren. Scheiding tusschen justitie en politie (d. i. administratie, bestuur) is er hier te lande reeds vóór de inlijving bij Frankrijk, dus in de periode 1795—1810 en zeer zeker na die inlijving gekomen, in dier voege, dat niet meer dezelfde personen justitieele en administratieve functies hadden, maar scheiding tusschen gemeentelijk en waterschapsbestuur is eerst van lieverlede gekomen. Immers het Keizerlijk decreet van 18 October 1810 (Fortuyn III, 183 e. v.) hield in chap. VI de bepaling in, dat de administratie van polders, dijken en wegen voorloopig zou blijven op den ouden voet. Ook de regeeringsreglementen voor de gemeentebesturen van 1814 en latere jaren en van 1825 houden rekening met het feit, dat er nog steeds hier en daar administratie van zaken betreffende waterlossing en waterkeering bij de gemeentebesturen is, en dat gemeenten en waterschappen in zekere verhouding tot elkaar staan. (Men zie op GEMEENTE, MARK, POLITIE). Zie verder POLDER.

In sommige streken zijn de waterschappen ontstaan als gevolg van privaatrechtelijke samenwerking der landeigenaren, zonder dat het bestuur er van vermengd was met het gewone burgerlijke bestuur, dat wij thans gemeentelijk bestuur noemen, en hebben zij in den loop der tijden meer en meer een publiekrechtelijk karakter gekregen. Thans staat dit geheel op den voorgrond en kunnen zelfs waterschappen tegen den wil van de daarin vallende landeigenaren (ingelanden) worden opgericht. Slechts enkele polder- en waterschapsvereenigingen hebben een zuiver privaatrechtel. karakter bewaard.

Krachtens art. 190 Grondwet staan de waterschappen onder toezicht van de Staten der provinciën, welke bevoegd zijn, met goedkeuring des Konings, in de bestaande inrichtingen en reglementen ervan veranderingen te maken, waterschappen op te heffen, nieuwe op te richten, en nieuwe reglementen voor hen vast te stellen. Tot veranderingen van de inrichtingen of reglementen kunnen de waterschapsbesturen voorstellen aan de Staten doen.

Deze zijn ook bevoegd volgens regels, door de wet te stellen, in hot huishoudelijk belang hunner waterschappen verordeningen te maken (art. 191 Grw.). Deze verordeningsbevoegdheid is geregeld bij de wet van 20 Juli 1895, Stb. 139. Volgens art. 4 kunnen politieverordeningen of keuren alleen worden gemaakt door die besturen van waterschappen, aan welke de bevoegdheid daartoe bij het waterschapsreglement uitdrukkelijk is toegekend. Op overtreding dier keuren of politieverordeningen kan hechtenis van ten hoogste 6 dagen of boete van ten hoogste f 25.— worden gesteld, alsmede verbeurdverklaring van de voorwerpen door middel van de overtreding verkregen of waarmede de overtreding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelden toebehooren (art. 5).

Een wet van 9 Mei 1902,. Stb. 54 kent aan de waterschapsbesturen nog eenige verdere bevoegdheden (politiedwang, parate executie, enz.) toe.

De wet van 10 Nov. 1900, Stb. 176, laatstel. gew. 15 Oct. 1921, Stb. 1125, houdende algemeene regels omtr. het waterstaatsbestuur geeft voorschriften omtrent oprichting, wijziging en opheffing van waterschappen (artt. 13 en 14), benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders (artt. 15—18), beroep van besluiten van Ged. Staten genomen krachtens prov. verordeningen betreffende den waterstaat of waterschapsreglementen (artt. 19—21), vernietiging en schorsing van verordeningen of besluiten van waterschapsbesturen (artt. 22—32), verhaal van kosten van de uitvoering van voorschriften aan waterschapsbesturen gegeven (artt. 47—61), executie van door den burgerl. rechter gewezen vonnissen tegen w. (art. 62) en ten aanzien van w. in meer dan een prov. gelegen (artt. 63—66). Van waterschappen, belast met verdediging tegen zeewater of opperwater der groote rivieren worden de voorzitters eD de leden van de dagelijksche besturen door den Koning benoemd, geschorst en ontslagen. Dit geldt echter niet ten aanzien van w. alleen met keering van zomerwater belast (art. 15).

Al het hier voor de w. vermelde geldt ook voor veenschappen en veenpolders.

Litt.: Mr. C. J. H. Schepel, Waterschapswetgeving, 1906.

Zie ook WATERSTAAT.