Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Wallenstein

betekenis & definitie

Wallenstein - (Albrecht van W. of beter nog Waldstein), geboren 1583 in Hermanic, werd eerst door zijn ouders en later door zijn oom Heinrich Slawata prot. opgevoed, kort na den dood van dezen onder toezicht van een kath. bloedverwant, die hem tot de Kath. kerk liet terugkeeren (1606). Van huis uit arm, wist hij in de Boheemsche woelingen te profiteeren van de verbeurdverklaring van goederen der opstandige Boheemsche edelen. Gehuwd met een dochter van den invloedrijken Karl von Harrach, kreeg hij het bevel over twee regimenten en werd hij verheven tot vorst van Friedland (1623). In 1625 werd hij door den keizer benoemd tot opperbevelhebber van diens leger en kreeg hij den titel van hertog.

Deze verheffing schijnt de afgunst van vele aanzienlijke Boheemsche edelen te hebben opgewekt. Vooral Slawata was vijandig tegen hem gestemd. Met een sterk leger rukte W. door Frankenland en Hessen op, bezette Halberstadt en Magdenburg, versloeg den graaf van Mansfeld bij de Dessauerbrug aan de Elbe en trok deze achterna, toen hij naar Hongarije wilde trekken, maar deed dit zoo langzaam, dat Mansfeld de gelegenheid had aan de vervolging te ontsnappen. De overwinning, die W. daarop bij Neuhausl behaalde, kon de ontevredenheid van het keizerlijk hof niet wegnemen, waarbij Slawata alles in het werk stelde om ook de Liga tegen W. in !t harnas te jagen. De toestand was echter zoodanig, dat de keizer W. in ’t bezit moest laten van het opperbevel. W. vernietigde de troepen van Mansfeld bij Kosel (1627) en rukte daarop naar het Noorden op. Mecklenburg werd door hem bezet, waarop de keizer hem met de beide hertogdommen beleende (1628). Hij kreeg het bevel over de vloot en werd tevens begiftigd met het recht zijn officieren te benoemen.

Dit verwekte groote ongerustheid bij de kath. vorsten, daarbij aangezet door Slawata. Te Bingen -werd besloten aan te dringen op de afzetting van W. Ondertusschen had W. te vergeefs beproefd, Straalsund te nemen. Toen in 1629 een vredestoestand was ingetreden, drongen de kath. vorsten opnieuw bij den keizer aan W. te ontslaan, waaraan ten slotte gevolg gegeven werd (1630). W. legde oogenblikkelijk zijn waardigheid neer en trok zich terug op zijn Boheemsche goederen. Een verandering trad evenwel in door de deelname van Gustaaf Adolf van Zweden aan den oorlog tegen den keizer. In den beginne trad W. met de Zweden in onderhandeling en verzocht hij troepen ten einde in bondgenootschap met Gustaaf Adolf den strijd tegen den keizer te kunnen voeren. Toen echter Gustaaf Adolf na zijn overwinning bij Breitenfeld van meening was, zelf de zaken te kunnen regelen en aan W. geen uitsluitsel gaf, zocht deze toenadering tot den keizer. Door bemiddeling van Leopold van Tirol en den graaf van Eggenberg, trad het keizerlijk hof met W. in onderhandeling om hem te bewegen het opperbevel over de keizerlijke troepen op zich te nemen.

Nadat in Dec. 1631 W. zich bereid had verklaard als opperbevelhebber op te treden voor 3 maanden, kwam ten slotte tusschen W. en den keizer een overeenkomst tot stand (verdrag van Znaim, April 1632). Welke concessies W. bij dit verdrag toegekend werden, is niet bekend. Vermoedelijk kreeg hij de opper leiding in mil. en pol. aangelegenheden, terwijl hem als belooning voor zijn diensten een vorstendom in uitzicht werd gesteld. W. verdreef de Saksen uit Bohemen en viel toen Frankenland binnen om bij Neurenberg een versterkt kamp te betrekken. Geruimen tijd lag hij hier tegenover de Zweden om eindelijk op te breken naar Saksen. Bij Lützen komt het dan tot een slag (1632), waarin Gust. Adolf sneuvelt en W. in goede orde terugtrekt. W. stelde zich niet tevreden met de keizerlijke landen te dekken tegen invallen van de Zweden en begon met onderhandelingen aan te knoopen met Saksen, ten einde dit land over te halen tot een afzonderlijken vrede.

Hierdoor kwam hij in conflict met de Spaansch-Kath. partij aan ’t hof, die, gesteund door de aan W. vijandige elementen, opnieuw er aan dacht W. af te zetten. W. treedt dan in onderhandeling met de Zweden om gezamenlijk den keizer den vrede op te leggen. Hij beproeft het leger aan zich te binden, maar vóór dat hij zijn plannen kan uitvoeren, wordt hij te Eger vermoord (1634). Litt.: Ranke, Gesch. Wallenstein (5e Aufl.); Gindeln, Waldstein (1886); von Z wiedineckSüdenhorst, W.’sFeldzug gegen Mansfeld (M.I.O.G. 11); Löwe, Organisation und Verwaltung der Wallensteinschen Heere (1895); Michael, Wallensteins Vertrag (H.

Z. Neue Folge Bd. 52); Schebek, Die Kapitulation Wall. (Öst.-Ung. Rev. 1891); Hirn, Arch. Beiträge zu Wall. (M. I. O. G. 1903); Schebek, Die Lösung der Wallenstein Frage (1881); Wittich, Wallenstein Katastrofe (H. Z. 72 en 73).