Viëtor - (Wilhelm), bekend Germanist, geb. 1850 in Nassau, studeerde in Duitschland en Engeland, was verscheidene jaren als leeraar werkzaam en werd in 1882 lector in Germaansche talen aan de nieuwe Universiteit te Liverpool, vanwaar hij in 1884 als hoogleeraar naar Marburg ging. Hij heeft groote verdiensten verworven op ’t gebied der phonetiek, der Engelsche philologie en van het taalonderwijs, waar hij in Duitschland het hoofd is geweest der hervormers („Reformer”), die de oude grammatische methode zooveel mogelijk willen vervangen door de vreemde taal te leeren begrijpen, er in te leeren denken. De campagne hiervoor was hij begonnen met de brochure : Der Sprachunterricht muss umkehren (1881). Zeer bekend zijn de Elemente der Phonetik des Deutschen, Englischen und Französischen (6de dr. 1914 ; ook in Eng. vertaling), Die Aussprache des Schriftdeutschen (3de dr. 1913) en de kortere Kleine Phonetik (9e dr. 1913).
Daarbij schreef hij verscheidene schoolboeken benevens een Deutsches Aussprachewörterbuch. Als Anglist gaf hij een paralleluitgave van stukken van Shakespeare naar de oudste drukken : Shakespeare reprints (3 dln. 1886—1908), Shakespeare’s pronounciation (1906) en uitgaven der oudste Angelsaksische runenopschriften, b.v. Das angels. Runenkästchen (1901) en een Einführung in das Studium der engl. Philologie, 4. Aufl. 1910. V. was een van de oprichters der Association phonétique internationale, stichter en red. van het tijdschrift Phonetische Studien, 1888 en vlg., sedert 1894 voortgezet als Die neueren Sprachen, en had een groot aandeel aan het internationale werk op onderwijsgebied, tot de Europ. oorlog het verstoorde. Hij is in 1918 overleden.