Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tilburg

betekenis & definitie

Tilburg - gem. in het midden van N.-Brabant, 7950 H.A. De bodem bestaat bijna geheel uit zandgrond. Het dorp T., dat in 1796 slechts 8500 inw. telde, groeide in een eeuw tot een stad van bijna 34.000 zielen aan, doch, vooral na 1890, nam het een snelle vlucht, zoodat T. thans reeds meer dan 65.000 inw. telt, en aldus de volkrijkste plaats der drie Zuidelijke provinciën is. T. verkeert in de eigenaardige positie een industriestad te zijn te midden eener streek, waar groote uitgestrektheden van woeste gronden ontgonnen werden. Het heeft zijn bloei te danken aan een gelukkige verbinding van landbouw en fabriekswezen.

T. behoort, blijkens de gevonden Germaansche begraafplaatsen, tot de oudste nederzettingen van ons land ; in een giftbrief aan Willebrord, gedateerd 20 Juni 711, wordt het Tilliburgis genoemd. Tot vóór 1222 was T. een allodium van den hertog van Brabant; in 1387 verpandde de hertogin het aan een adellijk geslacht: van Haestrecht; na deze familie kwam het o. a. in handen van ’t geslacht Grobbendonck en later van Van Hogendorp. Van de twee oude kasteden is er een in ’t laatst der vorige eeuw gesloopt. — De stad heeft in haar uiterlijk gedurende de laatste decenniën groote verbeteringen ondergaan. Oorspronkelijk was zij een samengroeiïng van gehuchten op ’t kruispunt van de wegen, die van Holland naar België en van Breda naar den Bosch voerden; men telde er toen 11 wijken of „herdtgangen”, maar in onzen tijd kent men ze niet meer. — De wolfabricage was hier reeds vanouds bekend wegens de schapenteelt op de omgelegen heidevelden. In de 16de eeuw kwamen er al lakenweverijen voor, alleen nog als huisindustrie; zoo telde men er in 1670 ruim 400 weefgetouwen. In de 18de eeuw werkten de wevers in commissie vooral voor de Leidsche fabrikanten. Na 1795 legde men zich te T. op volledige textiel-industrie toe. Het dorp werd spoedig daarop tot stad verheven (door koning Lodewijk in 1809).

In dit jaar richtte de firma Van Dooren en Das de eerste machinale spinnerij op, door paarden gedreven en in 1826 werd de eerste stoommachine geplaatst. Een krachtigen stoot tot ontwikkeling der stad gaf koning Willem II, die er eerst als kroonprins tijdens den Belgischen opstand zijn hoofdkwartier had en er later ook als koning herhaaldelijk vertoefde. Hij werd hier groot-grondbezitter, liet er veel woesten grond ontginnen, stichtte er tal van boerderijen, bouwde er een schaapskooi met kostbare, uitheemsche schapensoorten, en begunstigde landbouw en fabriekswezen op vorstelijke wijze. Hij liet in T. een nieuw paleis in Engelschen stijl bouwen, dat later aan de stad werd geschonken voor R. H. B. S. De koning overleed hier op 17 Maart 1849. Tot zijn nagedachtenis is een monument opgericht en in ’t stadhuis een gebrandschilderd raam aangebracht. — Tusschen de jaren 1860 en 1880 nam de bevolking snel toe; de oorzaken waren o. a. de aanleg van spoorlijnen (naar Breda 1863, naar Boxtel 1865, naar Turnhout 1867, naar Den Bosch 1881), de vestiging der werkplaatsen van de Staatsspoorwegen; de Fransch-Duitsche oorlog (1870), die in beide betrokken landen de nijverheid deed kwijnen ten voordeele van T. Behalve de H. B. S. herinnert ook aan koning Willem II de prachtige Abdij der Paters Trappisten, Villa Regia en de Koningshoeven. De Trappisten hebben er de beroemde bierbrouwerij „De Schaapskooi”, even over de grens in de gem. Berkel. In T. zijn o. a. geboren: de oogheelkundige Prof.

Donders; de gebr. Van Spaendonck, schilders; Adriaen de Lely, schilder; Antonius van Gils, geschiedschrijver; Armand Diepen, econoom. T. is een Kath. centrum; het telt 16 parochiekerken en vele kloosters en kapellen, waaronder meesterwerken van bouwkunst. Er zijn verder tal van inrichtingen voor onderwijs, o. a. een R.-K. kweekschool voor onderwijzeressen, een Klein-seminarie en Latijnsche school, de Apostolische school, een ambachtsschool en een textielschool. — De stad wordt door de spoorlijn Breda—Boxtel in tweeën verdeeld; de eigenlijke kom ligt ten Z. daarvan; daar staan: ’t stadhuis, ’t kantongerecht, ’t Moederhuis der Zusters van Liefde, enz. In ’t Noordelijk deel is door den tuinarchitect Springer het „Wilhelminapark” aangelegd, met den Wilhelminaboom (10 Sept. 1898). Het fraaie R.-K. kerkhof, langs den weg naar Breda, bezit een kostbare beeldengalerij.

Het genadeoord „De Hasseltsche Kapel der Lieve Vrouw” (dagteekenend uit ’t laatst der 15de eeuw), trekt in de Meimaand veel pelgrims. — T. bezit ook een sportpark en een wieler- en motorbaan; in de omgeving liggen mooie vennen. T. is een der grootste industrieplaatsen van ons land, vooral op textiel-gebied: er werken ruim 10.000 arbeiders in de fabrieken; de huis-industrie is zoo goed als verdwenen. Ook de schoenenindustrie is belangrijk. Verder zijn er leerlooierijen, wollenstoffenweverijen, een haardenfabriek, een kinderwagensfabriek, vele wolwasscherijen, stoomwerktuigfabrieken, twee ijzergieterijen, vele bierbrouwerijen, sigarenfabrieken, 3 paraplufabr., 3 steenfabr., meubelfabrieken, confectiebedrijven, 3 cartonnagefabr., 5 hoeden- en pettenfabr., 5 wasch- en strijkinrichtingen, de bekende ververij „De Regenboog”, 2 gloeilampenfabr., 1 stroohulzenfabr., 2 muziekinstrumentenfabr., enz. Ook bezit de stad een gemeentelijke koopmansbeurs. Het nieuwe Wilhelminakanaal verschafte T. een waterweg met goede havens, voor haar industrie van groot belang; het heeft dan ook uitvoer naar alle oorden der wereld.