Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Thomasius

betekenis & definitie

Thomasius - (Christian), Duitsch wijsgeer, geb. 1655, overl. 1728, prof. te Halle, is een van de voorloopers der „Aufklärung”. De theologie moet uit de H. Schrift, de filosofie uit de Rede afgeleid worden; de eerste bedoelt het hemelsche, de laatste het aardsche welzijn des menschen. Wetenschappelijk is T. oppervlakkig en onoorspronkelijk. Nuttigheid is voor hem het hoogste doel, en zijn filosofie is die van „het gezonde menschenverstand”.

Hij is echter van beteekenis door zijn strijd tegen pedanterie en schoolsche geleerdheid (het eerste tijdschrift in de Duitsche taal werd door hem uitgegeven), tegen pijnbank en heksenvervolging, tegen machtsmisbruik der kerk en verder door zijn opkomen voor geestesontwikkeling en tolerantie. In zijn rechtsfilosofie is hij afhankelijk van Grotius en Pufendorf. De rechtswetenschap moet buiten alle theologie om ontwikkeld worden. Ook moeten recht en zedelijkheid worden onderscheiden. Hoofdwerken: Vernunftlehre (1691); Sittenlehre (1692); Historie der Weisheit und Thorheit (1693); Fundamenta juris naturae et gentium (1705).

< >