Thermometer - instrument, dat de temperatuur van een lichaam aanwijst. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de volumeverandering van een vast lichaam, een vloeistof, of een gas, of wel van de verandering van den druk van een gas, veranderingen, die het gevolg zijn van een temperatuurverandering. Dientengevolge kunnen verschillende soorten t. worden onderscheiden, zooals metaalthermometers, vloeistofthermometers en gasthermometers. De oudste t. werd in 1597 door Galilei geconstrueerd; deze berustte op de uitzetting van lucht.
Later, ongeveer 1612, bezigde hij alkohol voor een t. In de 17de eeuw waren de alkoholthermometers overal bekend. Fahrenheit toonde het eerst aan, dat water onder atmosferischen druk een constante kooktemperatuur heeft, terwijl door Halley en Amontons hetzelfde omtrent de vriestemperatuur van water werd bewezen. Deze temperaturen werden echter niet onmiddellijk als vaste punten voor de schaalverdeeling van t. gebruikt. Fahrenheit nam in 1714 als vaste punten de temperatuur van een mengsel van ijs en zout, toentertijd als de laagst bereikbare temperatuur beschouwd, en die van het menschelijk lichaam (bloedwarmte). Bij het eerste punt zette hij 0°, bij het tweede 24°. Een aldus geconstrueerde t. wees als temperatuur van smeltend ijs 8° aan. Aangezien de op deze wijze verkregen graden practisch te groot bleken, deelde Fahrenheit ze in vier gelijke deelen, die hij ook weer graden noemde. Zoodoende werd bij de temperatuur van het mengsel van ijs en zout 0° geplaatst, bij die van het menschelijk lichaam 96°, terwijl smeltend ijs een temperatuur van 32° had.
In kokend water wees deze t. 212° aan. Zoo zijn de temperaturen 32° en 212° voor het vriespunt en kookpunt in de schaal van Fahrenheit ontstaan. Vanaf ongeveer 1724 werden deze temperaturen als vaste punten bij het maken van t. algemeen gebruikt. Réaumur, die omstreeks 1730 alkoholthermometers construeerde, bracht een verdeeling in graden aan, waarbij elke graad met ⅟1000 van het oorspronkelijke vloeistofvolume overeenkwam. Werd bij het vriespunt van water 0° geplaatst, dan wees een dergelijke t. 80° bij het 'kookpunt van water. Hiervan is de schaalverdeeling van Réaumur afkomstig, welke benaming echter eerst door Deluc, die kwikthermometers vervaardigde, is ingevoerd. In 1742 verdeelde Celsius voor het eerst den afstand tusschen vriespunt en kookpunt van water in honderd gelijke deelen, wat de oorsprong is van de centesimale schaalverdeeling, genoemd naar hem.
In het dagelijksch leven worden tegenwoordig de vloeistofthermometers het meest gebruikt, en wel voornamelijk met kwik gevulde. Aangezien dit echter bij —40° C. bevriest, wordt voor lagere temperaturen alkohol of pentaan gebruikt. —Voor het meten der luchttemperatuur gebruikt men gewone kwikthermometers, die echter met bijzondere zorg moeten zijn opgehangen en geplaatst in een thermometerhut. Voor de meting der luchttemperatuur buiten de hut in de vrije lucht, in de volle zonnestraling, moet de thermometer geventileerd worden, d. w. z. de lucht moet er met een voldoende snelheid langs strijken om de door straling toegevoerde warmte weer af te leiden. Men kan dit doen door den thermometer rond te slingeren en snel af te lezen (slingerthermometer). Door Assmann is eenige jaren geleden een instrument geconstrueerd, de aspiratiethermometer, waarbij de thermometerbollen door dubbele stralingsmantels zijn omgeven en een door een veer gedreven windvleugel kunstmatig een snellen luchtstroom erlangs voert. Dit instrument wordt gebruikt op plaatsen, waar in de volle zonnestraling de temperatuur zuiver moet worden bepaald, o. a. op expedities en bij ballonvaarten.