Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tetzel (johann)

betekenis & definitie

Tetzel (johann) - omstr. 1465-1519, Dominicaan, aflaatprediker, alleen bekend geworden doordat zijn optreden de aanleiding was tot Luther’s 95 stellingen. Geb. te Pirna, studeerde hij te Leipzig, trad 1487 in de Dominicanerorde en trad 1509 als inquisiteur in Saksen op; van 1504-10 werkte hij reeds voor de Duitsche orde als aflaatprediker en duikt dan in 1516 in de nabijheid van Wittenberg op, in het gebied van Albrecht van Mainz, om den aflaat ten bate van de Pieterskerk aan te prijzen. Hierbij is hij niet buiten de Roomsch-Katholieke leer gegaan. Wel heeft hij bij den aflaat voor de overledenen verkondigd: zoodra het geld in ’t kastje klinkt, de ziele in den hemel springt, maar dit was een zeer verbreide meening.

Von Miltitz heeft hem later als zondebok prijsgegeven. Hij trok zich in het Dominicaner-klooster te Leipzig terug en stierf hier in de dagen van de Leipziger disputatie (1519). Luther had hem kort tevoren een troostbrief geschreven. Litt.: N. Paulus, Joh. T. der Ablaszprediger (1899); W. Köhler, Dokumente zum Ablaszstreit (1902).

< >