Splijtkool - is een in Limburg voorkomende, bijzondere koolsoort, die aldaar wel met den naam van „eeuwig moes” aangeduid wordt. Zij gelijkt het meest op de boerenkool, doch heeft het bijzondere, dat zij tot de „vaste” planten behoort en door stekken wordt voortgeteeld. Deze bewerking heeft plaats in Juli of Augustus ; in het eerste geval op een afzonderlijk bed, in het laatste geval op de blijvende groeiplaats. Hier bedraagt de afstand tusschen de planten ± 40 c.M. Al vroeg in het voorjaar begint de groei.
Om de vertakking te bevorderen, worden de stengels dan ingetopt. Daarna ontstaan zijstengels, die — als zij lang genoeg zijn — worden afgesneden en voor de consumptie gebruikt, doch zóó, dat het onderste deel van eiken stengel op de plant blijft. Daar maakt zij dan nieuwe vertakkingen, die op dezelfde wijze worden behandeld. Ten slotte heeft de plant dus een zeer groot aantal stengels gekregen, welke omstandigheid wel de reden zal zijn, dat de s. in Frankrijk „chou a mille têtes” genoemd wordt. Men kan er den geheelen zomer van oogsten en, door middel van stekken, de planten van het eene jaar tot het andere overhouden. Vandaar de naam „eeuwig” moes.