Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Soembawa

betekenis & definitie

Soembawa - 1) Afd. der res. Timor en Ond., omvat !t eil. S. en omliggende eilandjes; verdeeld in de onderafd.

S., Bima en Taliwang; bev. uit. 1917 227.000 z., w.o. 50 Europ. en ± 1600 Vr. Oosterl.

2) Een der Kleine Soenda-eilanden, door Straat Alas van Lombok en door Straat Sapè van Poeloe Komodo gescheiden, ten N. bespoeld door de Soenda-zee, ten Z. door den Indischen Oceaan; omstreeks 13.000 K.M.2 groot. Het eil. is zeer bergachtig, in het W. voornamelijk een hoogland van 500— 700 M., in het O. afzonderlijke berggroepen en -toppen. Op de N.lijkste landtong is de Tambora, ± 2850 M., berucht om de uitbarsting van 1815, die een grooten achteruitgang van het eil. bewerkt heeft. Het klimaat is zeer droog, vandaar veel alang-alangen grasvelden; in Dompo en op de landengte veel bosch, en in de dalen allerwege een rijke plantengroei. Van het dierenrijk moeten genoemd worden groote kudden herten en wilde varkens; van verscheurende dieren komen alleen krokodillen voor. Naast den landbouw (vooral rijst, maïs en karfangidjo) is de veeteelt (paarden, buffels en geiten) van zeer veel beteekenis. De bevolking wordt met verschillende namen onderscheiden: de Soembawaneezen, langer van gestalte en van lichter huidskleur dan de overige bewoners, wonen vooral in de kuststreken van het Westen; in het binnenland wonen daar stammen, die waarschijnlijk oorspronkelijker zijn (de Soembawaneezen hebben veel invloed ondervonden van Makassaren en Boegineezen), overeenkomst toonen met de Sasaks van Lombok en waarschijnlijk verwant zijn met heidensche bergstammen van Bima (zie ook DÖOE DONGGO); van gemengd bloed zijn weder de Domponeezen (zie DOMPO en BIMA). Voorts komen op ’t eil. een groot aantal Inlanders uit andere streken (Z.-Celebes, Saleyer) en Arabieren voor.

Het eiland is verdeeld in de zelfbesturende landschappen: S. in het W.-, Bima en Dompo in het O.en Sanggar in het N.lijk schiereil., alle met gelijkn. hoofdplaatsen. Het landsch. S. hoeft een bev. van ± 80.000 zielen, w.o. veel Boegineezen en Makassaren; de hoofdstad S., aan de bocht van S., ± ¼ uur van de kust, telt ± 5000 inw., w.o. ± 10 Europ. Het wordt bestuurd door een sultan, bijgestaan door drie landsgrooten, en is verdeeld in 5 districten, waaronder vooral het district Taliwang in den laatsten tijd sterk in bloei is toogenomen.

De godsdienst der bev. van het geheele eiland is de Islam, met uitzondering van eenige heidensche bergstammen in het O. en eenige inl. Christenen ter hoofdpi. Dompo.

De taal van het W. is nog zeer weinig bestudeerd; veel beter is het Bimaneesch bekend, o. a. door de onderzoekingen van prof. J. C. G. Jonker.

Litt.: Zollinger, in Verhand. Batav. Gen., dl. 22; Ligtvoet, in Tijdschr. Bat. Gen., dl. 23; Jasper, in Tijdschr. Binnenl. Best., dl. 34; J. Elbert, Die Sunda-Expedition, dl. II.