Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schräder (otto)

betekenis & definitie

Schräder (otto) - Duitsche taal - en oudheidkundige, geb. in 1855 te Weimar, leeraar en hoogl. te Jena, in 1909 te Breslau, overl. ald. 1919, tracht in zijne Sprachvergleichung und Urgeschichte (1883, nieuwe uitg. 1890, 3de dr. 1906), Reallexikon der indogermanischen Altertumskunde (2 Bde 1901/02, nieuwe uitg., voortgezet door A. Nehring, sedert 1917), en een populair werkje Die Indogermanen (1911, 3de dr. 1920) een beeld te geven van ontwikkeling en levensomstandigheden der z.g. Indo-Germanen, d. i. het stamvolk der volken, die Indo-Germ. talen spreken, en tevens van die volken in vóórhistorischen tijd. Eerstgenoemd werk is eigenlijk een herziene uitgave van Victor Hehn’s Kulturpflanzen und Haustiere in ihrem Uebergang von Asien nach Europa. In tegenstelling met dezen plaatst S. het Indo-Germ. stamvolk ten N. en N.O. der Zwarte Zee, grootendeels in Europa.

Het stond op de trap van ontwikkeling van den jongeren steentijd in zijn oudere perioden, zijn landbouw was primitief, veeteelt overwoog. S. gebruikt vooral gegevens der vergelijkende taalwetenschap ; de uitkomsten van archaeologisch en anthropologisch onderzoek acht hij minder betrouwbaar wegens de vermenging van menschentypen (schedels) en het handelsverkeer, ook in vóórhistorische tijden aan te wijzen. Voorts gaf hij een biografie van Hehn (1891), een herdruk van diens bovengenoemd werk (1901) en talrijke verhandelingen op gebied van taalwetenschap en volkskunde. (Totenhochzeit, Begraben und Verbrennen, enz.).

< >