Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Romantiek

betekenis & definitie

Romantiek - op de beeldende kunsten toegepast, in het algemeen de richting, die in scherpe tegenstelling staat tot de klassicistische en tot de puur-realistische richting. Romantische stroomingen zijn evenals in de letterkunde gekenmerkt door de neiging naar den kant van het subjectief en min of meer heroiseerend gevoel. Men kiest in dergelijke tijden gaarne onderwerpen, die een min of meer litterairen, in ieder geval een lyrischen, tragisch-dramatischen, historischen, idyllischen of sprookjesachtigen inhoud hebben. Het eigen verleden der volkeren, . zooals het in de verbeelding verdicht, verschijnt, speelt daarbij een groote rol.

Daarom vermijdt men liefst ontleeningen aan de klassieke Oudheid in zooverre men zich niet in staat voelt dien veraf liggenden tijd met eigen gevoelsleven te doordringen; daarom veracht men in zulke tijden het objectieve realisme en beschouwt het als plat en nuchter, al mag men toegeven, dat zekere kennis van de realiteit, zelfs desnoods ook eenige kennis van de kunstvormen der Oudheid wenschelijk kan zijn voor de leerschool van den kunstenaar. Zijn scheppingen moeten echter boven die schoolsche beginselen uit zijn. In zooverre is de Romantiek een algemeen historisch, telkens weer terugkeerend verschijnsel. (Men kan reeds een zekere soort Romantiek in de latere kunstvormen der klassieke Oudheid onderkennen; de Italiaansche Renaissance toont romantische neigingen in de 16de eeuw), maar meestal bedoelt men thans de strooming, die zich sedert het einde der 18de eeuw en in de eerste helft der 19de eeuw bemerkbaar maakt als terugslag op de algemeen gehuldigde klassieke richting. Schilders als Decamps en Delacroix in Frankrijk en beeldhouwers als Rude, de z.g.n. Nazareners, Rethel en von Schwind, Ludwig Richter in Duitschland, de Prae-Rafaëlieten in Engeland, historieschilders als Galloisin België, landschapschilders als Nuyen, later nog Warnardus Bilders, Bosboom en Israëls in hun vroege periode behooren allen tot de Romantiek. In de bouwkunst wijst zich dezelfde neiging uit door bewuste, maar niet al te documenteelimitatieve navolging van de inheemsche Gotiek inplaats van de klassieke bouwstijlen. Viollet le Duc in Frankrijk, Hedeloff in Neurenberg, zelfs nog Dr. Cuypers in Nederland behooren tot die richting, de eerste en de laatste in weerwil van hun min of meer doctrinair verdedigd rationalisme, dat toch doortrokken bleef van het zeer irreëel, sprookjesachtig terugverlangen naar een lang vervlogen tijd. — In de letterk. is de R. een beweging in het begin der 19de eeuw, die zich uitstrekt over alle gebieden van het geestelijk leven en te beschouwen is als een reactie tegen de „Aufklärung”, die hoe langer hoe meer in plat rationalisme was ontaard.

Haar algemeene kenmerken waren: ontvluchting der werkelijkheid, zich terugtrekken in gedroom over oude tijden, vereering der persoonlijkheid, alle wetenschap en kunst in eenheid zien. In alle litteraturen van Europa vinden wij deze trekken: in Engeland waren Byron en Scott toonaangevers, in Frankrijk Hugo, in Duitschland de gebroeders Schlegel en Novalis. De Duitsche romantiek heeft op onze letterkunde den minsten invloed gehad; men keek het meest naar Engeland. De beweging ontwikkelde zich ten onzent vooral na 1830 en onder de romantische dichters moeten vooral genoemd worden mannen als Beets, Adriaan v. d. Hoop, de van Lenneps. Zij vertaalden niet alleen veel van Byron, Scott o.a., maar hun werk verraadt duidelijk hun geest. In de latere jaren heeft zich een nieuwe romantische beweging ontwikkeld, die wij „neoromantiek” kunnen noemen; de elementen hiervan zijn duidelijk aan te wijzen in het werk van auteurs als van Oordt, van Schendel e. a. Zie hierover J. Petri, Een nieuwe Romantiek (1920).

< >