Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Renan (ernest)

betekenis & definitie

Renan (Ernest), Fransch Semitist, theoloog en letterkundige ; geb. 1823 te Tréguier, overl. te Parijs 1892. Aanvankelijk tot priester opgeleid in het Seminarie St. Nicolas du Chardonnet, verhinderde innerlijke twijfel, gewekt door zijn wijsgeerige en historische studiën, hem om het priesterschap verder te begeeren, zoodat hij na 1845 het kleed van Seminarist aflegde, om door het geven van onderwijs in zijn levensonderhoud te voorzien. Reeds in 1849 publiceerde hij zijn Avenir de la science en een jaar te voren zijn Histoire générale des langues sémitiques, weldra gevolgd door Averroès et l’Averroisme, nadat hij in 1861 aan de Bibliothèque nationale verbonden was.

In 1856 trouwde hij met een' nicht van den schilder Arie Scheffer en werd 1860—61 belast met een archaeologische missie in Phoenicië, waarvan hij de resultaten in een afzonderlijk werk publiek maakte. Dientengevolge verkreeg hij in 1862 een aanstelling aan het Collège de France, maar wegens zijn uitlatingen over den persoon van Jezus werd hij aanstonds geschorst en bleef dit tot op 1870. Hij publiceerde toen zijn geruchtmakend Vie de Jésus (1863), gevolgd door een serie geschriften over de Origines du Christianisme (1863—1892). Inmiddels hadden de gebeurtenissen van 1870 hem weder aan het Collége de France gebracht, ditmaal als Administrateur en werd hij lid der Académie. Stylist van buitengewoon talent wist hij de meest abstrakte onderwerpen in den meest aantrekkelijken vorm te behandelen, bijv. in dien van philosophische dramas (Caliban, L'eau de Jouvence, le Prêtre de Némi, V Abbesse de Jouarre). Veel gelezen en bewonderd werden ook zijn Souvenirs d’enfance et de jeunesse (1892) en Mn soeur Henriette (1882). Behalve de genoemde werken gaf hij nog tal van Essais, dialogues, discours en fragments uit over verschillende onderwerpen, kwesties van wijsbegeerte, moraal, politiek, enz. Van zijn beteekenis voor de Fransche letterkunde, die ongetwijfeld zeer groot is, legt de stichting van een genootschap, dat zich de studie zijner geschriften ten doel stelt, een schitterend getuigenis af.

Litt. Mme. M. Darmesteter, E. R., Par. 1898 on later; G. Monod, Les maîtres de Phistoire, ib. 1894 ; R. Allier, La philosophie d’E. R., ib. 1896.

< >