Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Rechtspraak

betekenis & definitie

Rechtspraak. - Deze wordt uitgeoefend in naam des Konings (art. 149 Grw.) door de wet aangewezen rechters (art. 155 Grw.). Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van den rechter, dien de wet hem toekent (art. 156 Grw.). De rechter moet volgens de wet recht spreken : hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordeelen (art. 11 A. B.). De rechter, die weigert recht te spreken onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit hoofde van rechtsweigering vervolgd worden (art. 13 B.). Geen rechter mag bij wege van algemeene verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken welke aan zijn beslissing onderworpen zijn (art. 12). Deze laatste bepaling richt zich tegen de in Frankrijk onder het ancien régime door de Parlementen uitgevaardigde arrêts de règlement, waarin deze te kennen gaven, hoe het recht voortaan moest worden toegepast. Niettegenstaande art. 12 heeft de rechtspraak, in het bijzonder die van den Hoogen Raad, ook voor andere gevallen dan die, waarop de beslissing betrekking heeft, groote beteekenis, vooral indien zij gedurende geruimen tijd een vraag telkens in denzelfden zin beslist. — Behalve met de rechtspraak, waarbij een beslissing wordt gegeven in een geschil (jurisdictio contentiosa), is de rechter nog belast met het verkenen van medewerking bij de uitvoering en toepassing van wettelijke bepalingen (b.v. benoeming van voogden, enz.). Deze laatste rechtspraak wordt als vrijwillige rechtspraak (jurisdictio voluntaria) aangeduid. — Zie voor de rechtspraak der Rechterlijke Macht: Weekblad van het recht (verschijnt 3 X per week), Nederlandsche Jurisprudentie (verschijnt iedere veertien dagen), Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie, Repertorium van de Ned. Jurisprudentie en Rechtsliteratuur (jaarlijks), Léon’s Rechtspraak op de verschillende wetboeken en wetten, enz.