Radiolamp - (audion, drieëlectrodenlamp, gloeikathodebuis, ontvanglamp, zendlamp), luchtledige glazen buis of peer, waarin een gloeidraad en een metalen plaat, waartusschen een metalen rooster. De r. wordt bij de draadl. telegr. gebezigd als detector, dus bij het ontvangen van draadl. seinen (ontvanglamp) en als generator van hoogfrequente stroomen bij het seinen (zendlamp). De r. kan bovendien gebezigd worden als relais of versterker voor wisselstroomen van alle frequenties, zoowel hoorbare (audiofrequ.) als die, welke bij de golven der draadl. telegr. voorkomen (radiofrequ.). Tenslotte kan de r. als gelijkrichter dienen, dus om wisselstroomen om te zetten in gelijkgerichte stroomen. Indien de gloeidraad door een electr. stroom tot gloeien gebracht is, heeft deze door de sterke verhitting de eigenschap verkregen, kathodestralen uit te zenden naar de plaat, ook bij een betrekkelijk lage spanning. Schakelt men dus een batterij tusschen gloeidraad en plaat, dan gaat bij een voldoende spanning van de batterij een stroom door, indien de ÷ pool uit den gloeidraad en den + pool met de plaat verbonden wordt.
Wisselt men de polen om, dan kan er geen stroom doorgaan. Hierop berust dus de gelijkrichtende werking. De sterkte van den stroom is behalve van de batterijspanning ook afhankelijk van de spanning welke het tusschen gloeidraad en plaat aangebrachte rooster heeft. Een zeer kleine spanning van het rooster is reeds voldoende om een grooten invloed op de stroomsterkte te hebben, doordat de stroom van kathodestralen daardoor gedeeltelijk wordt tegengehouden en dus de plaat niet bereikt. Een zwakke wisselspanning, tusschen gloeidraad en rooster aangelegd, wordt in den plaatstroom (daarop gesuperponeerd) versterkt en geheel onveranderd weergegeven (versterker). Voert men een deel van den versterkten stroom weder door een koppeling naar het rooster terug, dan gaat de lamp „genereeren”, d. w. z. de wisselstroom wordt steeds sterker, totdat de verliezen in de keten de stroomsterkte ten slotte begrenzen. De frequentie van den geleverden wisselstroom is afhankelijk van de zelfinductie en capaciteit van den keten. Door deze te wijzigen kan men de frequentie binnen zeer wijde grenzen naar willekeur instellen en deze dus ook zoo groot maken, dat deze voor het uitzenden van draadl. seinen geschikt is.
De r. werkt aldus als hoogfrequente generator (zendlamp). Bij het ontvangen van gedempte seinen werkt de r. als gelijkrichter en versterker. Wil men ongedempte seinen ontvangen, dan laat men de r. genereeren in een frequentie, welke zeer weinig verschilt van die der ontvangen golven. De daardoor ontstaande zwevingen worden in de telefoon als een muzikale toon van instelbare hoogte vernomen. — Men maakt r. met zeer hoog vacuum of met lager vacuum. Die met zeer hoogen graad van luchtledigheid, hebben indien zij van dezelfde constructie zijn, ook gelijke eigenschappen, zijn dus verwisselbaar, terwijl deze eigenschappen ook na langdurig gebruik onveranderd blijven. Lampen met laag vacuum verschillen onderling en verkrijgen op den duur andere eigenschappen, hetgeen bij gebruik van slechts één lamp geen groot bezwaar is. Laatstgenoemde r. kunnen gemakkelijker en dus goedkooper gemaakt worden. In den laatsten tijd worden ook r. met twee roosters of dubbelroosterlampen vervaardigd.