Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Raabe

betekenis & definitie

Raabe - 1) Peter, geb. 1872 te Frankfort a. O., werd opgeleid aan het gymnasium van zijn vaderstad en studeerde daarna aan de Hochschule te Berlijn muziek onder Bargiel, was werkzaam als Opera-kapelmeester in Königsberg, Zwickau en Elberfeld, en nam 1899 de leiding van de Nederlandsche Opera te Amsterdam op zich. R. ging 1903 naar München als dirigent van het Kaim-orkest, in 1907 als hofkapelmeester naar Weimar, waar hij (1910) ook Conservator werd van het Liszt-Museum. Sedert 1919 is R. werkzaam als stedelijk muziekdirecteur te Aken. Hij heeft enkele composities het licht doen zien, maar zich vooral onderscheiden door vlotgeschreven opstellen over muzikale onderwerpen.

2)Wilhelm, Duitsch schrijver uit Brunswijk afkomstig, 1831-1910, een humorist in den edelsten zin; hij vertelt gewoonlijk zeer breedsprakig over het dagelijksche leven van eenvoudige, dikwijls ook zonderlinge, menschen en is daarbij realistisch in de beschrijving der personen en milieu’s, romantisch in stijl, taal en stofbehandeling; behalve van talent getuigt zijn werk van een liefdevol hart en rijk gedachteleven. Zijn beste en bekendste romans zijn o. m.: Die Chronik der Sperlingsgasse (1857), Unseres Herrgotts Kanzlei (1862), Die Leute aus dem Walde (1863), Der Hungerpastor (1864), Der Schüdderump (1869), Alte Nester (1879) en Das Odfeld (1888).