Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gymnasium

betekenis & definitie

Gymnasium - (Gr. gumnasion), in de Oudheid een gebouw, waarin allerlei sport en athletiek beoefend werd. Alleen een worstelperk ontbrak er soms aan (zoo b.v. te Olympia). De meeste tot nog toe opgegraven g. (Priëne, Olympia, Epidauros, Pergamon) beantwoorden vrij nauwkeurig aan de beschrijving, die Vitruvius ons geeft van zoo’n gebouw.

Hij spreekt eerst, van een binnenplaats (peristylium), die 2 stadiën (400 M.) omtrek hebben moet. Rondom dit p. zijn zuilenhallen, aan den Noordkant een dubbele, die toegang geven tot zalen en exedra’s (halfronden). Achter de dubbele z. ligt in ’t midden het ephebeüm (een oefenzaal met zitplaatsen rondom), rechts het coryceüm (waar men zich tegen een leeren zak in ’t boksen oefende), het conisterium (met zand bestrooid worstelperk) en het koude bad (frigida lavatio); links het elaiotherion (waar de gymnasten zich zalfden) en een warm bad.

Namen der klassieke oudheid als: academie, lyceum, gymnasium, bleven in de Christelijke oudheid bewaard, doch werden in de Middeleeuwen vervangen door de van de Romeinen overgenomen benamingen schola en studium, die in den humanistentijd allengs weer werden verdrongen door de vroegere; daarnaast kwamen nog andere benamingen in zwang, als Latijnsche school. Thans heeten de inrichtingen, die voorbereiden tot het onderwijs aan de universiteiten, in Nederland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland gymnasia, in Beieren Studienanstalten; Frankrijk heeft lycées (staatsgymnasia) en colléges (gemeentelijke gymnasia), Italië licei en ginnasi, Engeland grammar schools en public schools, België athénées, Scandinavië laroverk (geleerde scholen), Zwitserland kantonscholen. Verder worden inrichtingen, overeenstemmende met de Nederlandsche gymnasia, ook wel aangeduid met de namen lyceum, paedagogium, kloosterschool, domschool, enz. Bij ons heet dus een gymnasium (meerv. gymnasia) een instelling voorbereidend tot universitair onderwijs; in Nederland wordt in elke gemeente, waar de bevolking 20.000 zielen te boven gaat, door het gemeentebestuur een g. opgericht of naar de voorschriften der wet op het hooger onderwijs georganiseerd en in stand gehouden, tenzij op bezoek van een g. weinig te rekenen is, als wanneer de Koningin van die verplichting vrijstelling kan verleenen. In andere gemeenten kan een g. opgericht worden. Het onderwijs aan de gymnasia wordt gegeven in een zesjarigen cursus. Ten behoeve der gymnasia kan aan de gemeenten uit ’s Rijks kas subsidie worden verleend.

Het leerplan is vastgesteld bij Kon. besluit van 21 Juni 1887 (Stbl. 105), gewijzigd 1919, en omvat onderwijs in de Latijnsche, Grieksche, Nederlandsche, Fransche, Hoogduitsche en Engelsche talen, in geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, enz. De eindexamens aan de gymnasia worden afgenomen door de leeraren, ten overstaan van gecommitteerden, door den Minister van binnenlandsche zaken aan te wijzen. Het getuigschrift van daaraan voldaan te hebben geeft recht op de toelating tot de academische examens. Zij, die geen g. hebben bezocht, kunnen gelijk getuigschrift verkrijgen door deel te nemen aan een Staatsexamen, afgenomen door een commissie, door de Koningin benoemd. Het programma, voor beide examens hetzelfde, is vastgesteld bij Kon. besluit van 21 Juni 1887 (Stbl. 106.) De leeraren worden benoemd door den gemeenteraad. Het toezicht op de gymnasia wordt, onder het oppertoezicht van den Minister van binnenlandsche zaken, opgedragen aan een of meer inspecteurs.