Prisma, - 1) (wisk.). In de wiskunde noemt men prisma een lichaam, dat begrensd is door twee evenwijdige platte vlakken en verder door een willekeurig aantal platte vlakken, die elkaar twee aan twee ontmoeten volgens evenwijdige lijnen. Van de twee evenwijdige vlakken noemt men het eene grondvlak, het andere bovenvlak. De andere zijvlakken noemt men opstaande zijvlakken. Al naarmate het grondvlak een driehoek, vierhoek, vijfhoek, enz. is, wordt het p. driezijdig, vierzijdig, vijfzijdig, enz. genoemd.
De inhoud van een p. is gelijk aan het product van zijn grondvlak en zijn hoogte. Staan de evenwijdige (opstaande) ribben loodrecht op het grondvlak, dan spreekt men van een recht prisma. De opstaande zijvlakken zijn dan rechthoeken.
2) (natuurk.), in de leer van het licht een prismatisch gevormd lichaam van een doorzichtige stof, in veel gevallen glas, vervaardigd. Op een p. invallende lichtstralen worden bij doorgang gebroken, en, doordat deze breking voor verschillende golflengten verschillend is, heeft er dispersie plaats, waardoor een spectrum gevormd wordt. Deze is afhankelijk van de stof, waaruit het p. is vervaardigd en verder van de grootte van den brekenden hoek, d. i. de hoek van het vlak, waarop het licht invalt, met dat, waar het uittreedt. Deze hoek bepaalt ook de deviatie van een lichtstraal, d. i. de hoek, dien het uittredende licht met het invallende maakt. De deviatie voor een bepaalde golflengte is zoo klein mogelijk, wanneer de hoeken van het invallende van het uittredende licht met de brekende vlakken gelijk zijn.
Om voor spectroscopische doeleinden een groote dispersie te verkrijgen, worden p. van flintglas gebezigd, dat vooral bij toevoeging van lood een sterk dispergeerend vermogen heeft. Voor hetzelfde doel worden holle p. gebruikt, gevuld met een dispergeerende vloeistof, b.v. zwavelkoolstof of kaneelaldehyd. Voor ultraviolet licht worden p. van uvioolglas, kwarts of vloeispaath, voor ultrarood licht p. van steenzout gebruikt. Ook wel worden z.g.n. p. van Rutherford, die samengesteld zijn uit verschillende glassoorten, voor het zichtbare spectrum gebezigd. Het oplossend vermogen van een p. is evenredig met het verschil van den grootsten en den kleinsten lichtweg van den lichtbundel binnen het p.
3) (kristal), eenheidsvorm der kristallen, gevormd door vlakken, evenwijdig aan de vertikale as en in vorm overeenkomend met het prisma der wiskunde. Naar den vorm der doorsnede en den stand ten opzichte van de assen maakt men dezelfde onderscheidingen als onder bipyramide aangegeven.