Pagus (Lat.), 1) plattelandsgemeente, dorp, w. v. de bewoners p a g a n i heetten en zoo werden ook de bewoners der vroegere buitenwijken te Rome genoemd; p a ga n us bet. ook: boersch, landelijk; onder de keizers wordt de naam gebezigd in tegenstelling met m i l i t e s en bij de kerkelijke schrijvers = heidenen. De p a g a n a l i a heette het in Januari gevierde feest ter eere van de beschermgoden van den p.
2) naam van een district in den tijd der Merovingen en Karolingen, dat bestuurd werd door een graaf.