Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Orgelpijp

betekenis & definitie

Orgelpijp, - buis, die gebezigd wordt om er staande trillingen der lucht in voort te brengen. Onderscheiden worden open o., die van boven open zijn, en gesloten o., die van boven gesloten zijn. Bij de eerste soort ontstaat een knoop van de luchtbeweging in het midden der buis, een buik ervan aan de uiteinden; de lengte der o. is dan gelijk aan de halve golflengte van den voortgebrachten toon; bij de tweede soort ontstaat een knoop van de luchtbeweging aan het gesloten einde der o., aan het open einde een buik; de lengte dezer o. is het vierde deel van de golflengte van den voortgebrachten toon.

De lucht in o. wordt in trilling gebracht door ze aan te blazen, waardoor een tong op willekeurige wijze gaat trillen, terwijl de lucht in de buis met de door de lengte der o. bepaalde toonhoogte gaat meetrillen. Behalve met de frequentie van haar grondtoon kan de lucht in de buis ook gaan meetrillen met die van één of meer harer boventonen, waarbij in de buis verschillende knoopen en buiken van de luchtbeweging op elkaar volgen.

< >