Oliën (aetherische), - noemt men de welriekende vluchtige oliesoorten, verkregen uit de meest verschillende plantendeelen. Van de vette oliën (zie onder OLIËN), onderscheiden zij zich allereerst door haar chemische samenstelling, en verder ook door haar veel grootere vluchtigheid. De meeste koken beneden 150° onontleed. In water zijn zij onoplosbaar, in de meeste organische oplosmiddeln daarentegen volledig oplosbaar.
Het s. g. is zeer wisselend, van 0,85, citroenolie, tot 1,17 wintergreenolie. De meeste zijn optisch actief; enkele scheiden bij lagere temperatuur een vast product af, dat dan als stearopteen van het vloeibare, elaeopteen, wordt onderscheiden. Chemisch zijn ze van zeer verschillend karakter. Bovendien bestaan ze alle op zichzelf reeds uit veelal nog slechts zeer onvolledig ontwarde mengsels van verschillende chemische stoffen, aldehyden, ketonen, esters, alkoholen, en koolwaterstoffen. In het bijzonder terpeen-derivaten zijn zeer algemeen verspreid.
Ook zwavel- en stikstofhoudende producten komen er in kleine hoeveelheden in voor. De meest aangename geur wordt dikwijls bepaald door sporen van bepaalde stoffen. Verschillende hoofdbestanddeelen ruiken slechts weinig intensief. Ook komt het veelvuldig voor, dat groote hoeveelheden weinig ruiken, maar minimale hoeveelheden van hetzelfde product zeer sterk.—Voor de gewinning van aeth. o. maakt men gebruik van:
a. destillatie, meestal met waterdamp. Zij gaan dan uit de plantendeelen met den stoom mee over, worden daarmee te zamen gecondenseerd, en als vloeistof ervan gescheiden. Dit is de meest gebruikte bereidingswijze; zij is echter niet altijd bruikbaar, en levert ook niet altijd een product, dat in reuk met de planten overeenkomt.
b. persen, in het bijzonder bij sterk oliehoudende deelen, zooals citroenen, mandarijen en bergamottevruchten. De gebruikte persen zijn meestal nog zeer primitief: schroefpersen.
c. extractie. De toestellen en gebruikte stoffen komen overeen met die, welke voor de vette oliën (zie OLIËN) beschreven zijn. Vooral lichte petroleumaether wordt veel toegepast. Na de extractie moet meest nog met water worden overgestoomd, ten einde de aeth. o. van andere opgeloste stoffen te scheiden. Voor fijne parfums is deze methode weinig geschikt.
d. maceratie of enfleurage à chaud, of infusie, voornamelijk bij bloemen. Deze worden daartoe behandeld met juist gesmolten vet (reuzel). In hetzelfde vet worden zoo dikwijls bloemen gebracht, tot het de gewenschte sterkte van reuk heeft ver. kregen. Zoo ontstaan de echte „pomades”. Gebruikt men olijfolie, dan ontstaan de z.g.n. „antiköle, huiles antiques”. Door extractie met alkohol kan hieruit een meer geconcentreerde olie worden verkregen.
e. Enfleurage à froid ; bij deze meest verfijnde methode worden de bloesems uitgespreid op een met vet besmeerde glazen plaat in vlakke afgesloten glazen kastjes. De parfums trekken daarbij in het vet, dat na eenige dagen wordt afgeschrapt, en hetzij direct als pommade wordt afgeleverd, of met alkohol wordt geëxtraheerd. Deze methode geeft niet alleen zeer goede, natuurlijke, parfums, doch is ook in vele gevallen zeer oeconomisch. In sommige gevallen toch (o. a. bij jasmijn) wordt de aeth. olie in hoofdzaak tijdens het verwelken voortdurend gevormd. De opbrengst is dan uit den aard der zaak bij deze wijze van werken grooter dan bij extractie of destillatie, waarbij slechts de op een zeker oogenblik aanwezige olie wordt gewonnen.
— De aeth. o. worden zeer veelvuldig vervalscht. Dank zij den vooruitgang der organische chemie is men tegenwoordig in staat, vele vervalschingen vast te stellen. In het algemeen blijft dit evenwel voorbehouden aan specialisten. Grove vermenging met vreemde stoffen kan ook door een minder bevoegde somtijds door bepaling van enkele physische constanten (soortel. gew., optisch draaiïngsvermogen, brekingsindex) worden vastgesteld. De variabiliteit dezer grootheden, ook bij zuivere producten, werkt daarbij echter in hooge mate storend. De meeste aeth. oliën dienen voor gebruik in de parfumerie, voor essences ter bereiding van vruchtensappen, en voor de zeepfabrieken. Enkele soorten vinden ook grootere technische toepassing, o. a. lavendelolie. De fabrikatie van aeth. o. was vroeger meestal zeer primitief en van locale beteekenis.
Zoo b.v. de rozenolieindustrie in Bulgarije en Turkije. Tegenwoordig heeft de fa. Schimmel & Co. te Miltitz bij Leipzig er een modern grootbedrijf van gemaakt. Ook aan de Rivièra maakt men in dit opzicht vorderingen. De algemeen bekende, halfjaarlijksche bulletins der genoemde firma vormen de beste litteratuur over het onderwerp. Verder Gildemeister & Hoffmann, Die aetherischen öle en Rechenberg, Theorie der Gewinnung und Trennung der aeth. öle durch Destillation.