Nymphaea - waterplantengeslacht met 32 soorten in de tropische en gematigde streken. N. alba, de Waterlelie, een sieraad onzer slooten en plassen door haar drijvende, ronde bladeren met hartvormigen voet aan ronde bladstelen en haar talrijke, tot 10 c.M. groote, witte, veelbladige drijvende bloemen; heeft een knolachtigen wortelstok. Zij groeit het best in klei- of veenbodem bij een waterstand, die ’s winters hoog genoeg is, dat de bodem niet bevriest, doch ’s zomers niet meer dan 25 c.M. hoeft te bedragen. In Zweden groeit een variëteit met rose bloemen, in Noord-Amerika o. a. N. odorata met witte, gele, rose of roode bloemen, N. flava met gele bloemen, enz.
Door kruising heeft vooral de Fransche kweeker Latour-Marliac, sedert 1880, vele fraaie hybriden gewonnen, die, evenals N. alba, buiten kunnen overwinteren. N. pygmaea uit O.-Siberië, met bladeren van 5 c.M. breedte en bloemen, die slechts 4 c.M. middellijn hebben, behoort ook tot de winterharde N. De tropische N. worden hier onder glas gekweekt. Men onderscheidt dag- en nachtbloeiers. Ook heeft men hierbij N. met blauwe bloemen, o. a. N. coerulea uit trop. Afrika en N. gigantea uit N.-Holland.
Haar bloemen hebben tot 35 c.M. diam. N. zanzibariensis heeft paarse bloemen. Zij ontwikkelt wel het snelst; uit zaad kan men in 7 maanden reeds bloeiende planten hebben. Overigens geschiedt de voortkweeking meest door broedknollen.