Nitroglycerine - Ontploffingsmiddel, welke voor het eerst in 1846 door Ascanio Sobrero in Turijn werd verkregen door inwerking van salpeterzuur op glycerine. Aanvankelijk alleen in de geneeskunde gebruikt (angioneurosin en glonoin tegen hoofdpijn), werd de vloeibare n. eerst in 1866 door Alfred Nobel in Zweden, na jarenlangen, moeitevollen arbeid, geschikt gemaakt als springstof in den vorm van dynamieten. Thans wordt de n. verkregen door inwerking van salpeterzuur en zwavelzuur op glycerine (58 K.G. glycerine, 160 K.G. salpeterzuur en 250 K.G. zwavelzuur), waarbij de glycerine in een nitreertoestel vloeit in het mengsel van zuren. In een separator wordt daarna de glycerine gescheiden van de afvalzuren, vervolgens in waschbakken door water en eindelijk in een filtreertoestel verder gezuiverd.
Zuivere n. is een olie-achtige, dik-vloeibare, reuklooze en kleurlooze, of wel zacht geelgekleurde vloeistof, die een prikkelend zoetachtigen smaak heeft. N. is vergiftigend voor het menschelijk organisme en veroorzaakt duizelingen, hoofdpijn, aandrang van bloed naar de hersenen, enz., hetgeen reeds bij aanraking met de hand of bij inademing van de dampen wordt bemerkt. Sterke koffie is een goed tegengift. Soortelijk gewicht 1,6; in bevroren toestand 1,735. Reactiewarmte 1378 K.G. cal.; potentiaal 670.000 K.G.M.; soortelijke druk 9281 K.G. per c.M2. N. bevriest beneden 8° C. en ontdooit bij een temperatuur van 11° C. (volgens Nauckhoff 12 à 12,4° C. bij zuivere n. en 10,4 a 10,5° C. bij de handelsnitroglycerine). Langzaam verwarmd, heeft verdamping plaats bij een temperatuur van 100° C., terwijl bij snelle verhitting tot 180° C. de n. detoneert, waarbij een detonatietemperatuur van 3470° C. wordt bereikt (volgens Gody 3153° C., volgens von Wuich 3005° C.). N. is onoplosbaar in water ; bij gewone temperatuur lossen slechts 0,003 % op. Gemakkelijker is de oplosbaarheid in alkohol, aether, methylalkohol, benzol en chloroform.
In vloeibaren toestand is n. door een slag, stoot of wrijving gemakkelijk tot detonatie te brengen. Eenmaal bevroren, is de gevoeligheid voor mechanische invloeden veel geringer. Ontdooiing mag niet boven een open vuur of een kachel geschieden, maar moet plaats hebben in matig warm water, niet warmer dan 50° C. Onzuivere n. is onderhevig aan zelfontleding, waarvan gemakkelijk ontploffing het gevolg kan zijn. De olie krijgt dan een groene kleur, terwijl salpeterigzuur, stikstofdioxyd en koolzuur worden gevormd. Kunnen deze gassen niet ontwijken, dan oefenen zij een sterken druk op de n. uit, die door een geringen schok dan al ontploft. Een krachtige detonatie wordt verkregen door een inleidende ontploffing van slagkwik. Zie verder P. W. Scharroo, Springstoffen.