Manometer - instrument, met behulp waarvan de druk van gassen en dampen kan worden gemeten. In de eerste plaats kan een open m. worden gebezigd, waarbij de druk wordt gemeten door de lengte eener kwikzuil, evenals bij den barometer. Teneinde de zuil niet te hoog te maken, kan men een eenige malen omgebogen buis gebruiken, die gedeeltelijk met kwik gevuld is en overigens met een lichtere vloeistof. Bij den metaalmanometer van Bourdon wordt de druk gemeten uit de vervorming eener gesloten metalen buis, waarbinnen de te meten druk heerscht.
Bij gassen, die metalen aantasten, kan de buis ook van glas of kwarts worden vervaardigd. Verder kan een gesloten kwikmanometer worden gebruikt, waarbij een zeker volume lucht in een gesloten buis door middel eener kwikzuil wordt samengedrukt, uit het volume der lucht wordt de druk bepaald. Eindelijk verdient vermelding de m. van Desgoffe, die feitelijk het omgekeerde van een hydraulische pers is en voor het meten van hooge drukkingen geschikt is; de hooge druk werkt daarbij op een klein deel eener breede plaat, terwijl tegen de andere zijde dezer plaat een veel geringere druk werkt, die met behulp eener kwikzuil kan worden gemeten. Bij zeer hooge drukkingen kan ook b.v. het electrisch geleidingsvermogen van kwik of een ander metaal, welk geleidingsvermogen van den druk afhangt, voor de drukmeting worden gebruikt. Zeer lage drukkingen kunnen worden gemeten met behulp van den m. van Mac-Leod; daarbij wordt een groot volume gas van zeer lagen druk tot een veel geringer volume gereduceerd, van welk laatste volume dan de druk wordt gemeten met een kwikzuil. Voor uiterst lage drukkingen dient de absolute m. van Knudsen, waarbij de afstooting wordt gemeten tusschen twee metalen platen van verschillende temperatuur, die evenwijdig aan elkaar zijn geplaatst op een afstand, klein t. o. v. de gemiddelde weglengte der gasmoleculen.