Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Mahmoed

betekenis & definitie

Mahmoed - Naam van twee Turksche sultans:

M. I (1730—54), zoon van Mustapha II en opvolger van Ahmed III, geb. 1696, werd in 1730 door de Janitsaren op den troon gezet; hij voerde o. a. oorlog met Perzië, Oostenrijk en Rusland, waarin hij niet ongelukkig was, zoodat hij bij het vredesverdrag van Belgrado (1739) o. a. een gedeelte van Servië en Wallachije, dat de Oostenrijkers bezet hadden, met Belgrado en Orsova verkreeg. Te vergeefs trachtte kort daarop Frankrijk hem te bewegen den oorlog tegen Maria Theresia te hervatten, daar zijn vredelievend karakter dit als trouwbreuk veroordeelde.

Mahmoed II (1808—1839), zoon van Abdoel Hamid I, geb. 1785, beklom den troon na de geweldige revolutie, waarin sultan Selim II het leven liet, nadat de door de opstandelingen aangestelde sultan Mustafa IV, broeder van M., was afgezet en gevangen genomen. Het rijk verkeerde toenmaals in wanhopige wanorde en had bovendien oorlog te voeren tegen Rusland, zoodat nauwelijks redding mogelijk scheen. Evenwel ten gevolge van den oorlog met Frankrijk liet Rusland zich bewegen tot den vrede van Boekarest (1812). Daardoor kreeg M. gelegenheid om binnenlandsche oproerige elementen te onderdrukken, met name den oproerigen Ali pasja van Janina, terwijl hij tegen de Arabische Wahhabieten de hulp van Mohammed Ali van Egypte inriep. Inmiddels had Servië zich onafhankelijk weten te maken en in 1820 begonnen de Grieken den vrijheidsoorlog, die op zijn beurt tot den Russisch-Turkschen oorlog van 1828 leidde. Daardoor werd M. gedwongen tot den vrede van Adrianopel (1829) en tot erkenning van de onafhankelijkheid van Griekenland.

Inmiddels had M., wel inziende dat de veiligheid des rijks niet zonder ingrijpende hervormingen, in het bijzonder in de militaire inrichting mogelijk was, het corps der Janitsaren vernietigd en het Turksche leger naar Europeesch model gereorganiseerd. Toch waren deze nieuwe troepen niet opgewassen tegen die van Mohammed Ali, met wien M. in strijd geraakt was, daar de machtige pasja van Egypte zich van de Porte onafhankelijk zocht te maken. Onder Ibrahim pasja, den zoon van M. A., veroverden de Egyptenaren geheel Syrië, versloegen de Turken bij Homs, Beilan en Konia en bedreigden Constantinopel zelf. Slechts het verdrag van Unkijar Skelessi met Rusland wendde dit gevaar af, maar de oorlog met Egypte bleef voortduren en leidde nog in het sterfjaar van M. (1839) tot een nieuwe Turksche nederlaag bij Nezib. De geestkracht, door M. in deze moeilijke omstandigheden aan den dag gelegd, heeft zijn rijk voor den ondergang behoed.

< >