Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Maansbeweging

betekenis & definitie

Maansbeweging. - De maan loopt in 27.32 dagen (zie MAAND) om de aarde, in een elliptische baan, die een excentriciteit 0.055 heeft, en welker vlak 5° 8' op de ekliptika helt. Per dag beweegt zij zich 13° 11' naar het Oosten, 12° 12' meer dan de zon, zoodat zij elken dag gemiddeld 51 minuten later in den meridiaan staat. Deze Oostwaartsche beweging is echter in overeenstemming met de 2de wet van Kepler (wet der perken) veranderlijk en bedraagt in het perigeum 14° 38' per dag, in het apogeum slechts 11° 44'. De maan kan tengevolge dezer vertraging en versnelling in haar baan niet minder dan 6° 3' vóór of achter zijn bij een maan, die geacht zou worden regelmatig in een cirkel om de aarde te loopen.

Uit het verschil 6° 3' (middelpuntsvereffening) is het reeds aan de oude Grieksche astronomen mogelijk geweest, de excentriciteit der maansbaan te bepalen, De declinatie der maan kan zoowel ten N. als ten Z. van den evenaar tot 23° 27' + + 5° 8' = 28° 35' oploopen. Heeft de maan toenemende declinatie, dan wordt haar opkomst vervroegd, bij afnemende declinatie vertraagd. Dit maakt, dat de opkomst in het eerste geval soms slechts 8 min., in het laatste geval wel eens tot 1 uur 37 min. later valt dan den vorigen dag. Voor den ondergang geldt iets dergelijks. De maan is — een enkele toevallige komeet daargelaten — het hemellicht van verreweg de snelste schijnbare beweging. Daarom wordt zij bij voorkeur gebruikt om, b.v. ten behoeve der lengtebepaling, een tijdstip scherp in wereldtijd (Greenwichtijd) vast te leggen. De maan maakt, terwijl zij om de aarde loopt — eigenlijk terwijl maan en aarde om het gemeenschappelijk zwaartepunt loopen — de beweging der aarde om de zon mede. Men zou ook kunnen zeggen, dat de maan om de zon loopt, en daarbij telkens kleine bochten om de aarde maakt; deze bochten zijn inderdaad zoo klein, dat de holle zijde der maansbaan steeds naar de zon toe gekeerd blijft. — De maansbeweging wordt op velerlei wijzen door de zon gestoord; de elementen der baan, o. a. de hierboven medegedeelde getallen, zijn alle veranderlijk.

De omloopstijd varieert van 27.26 tot 27.38 dagen, de excentriciteit van 0.045 tot 0.065, de helling van 4° 57' tot 5° 20'. De knoopenlijn draait per jaar 19°.3 terug, d. i. Westwaarts en is dus in 18.6 jaar rond; het verschijnsel is met de precessie te vergelijken en speelt een groote rol bij den terugkeer der verduisteringen. — De lijn der apsiden beweegt zich per jaar 40°.7 naar het Oosten, zoodat perigeumen apogeum zich in bijna 9 jaren langs de baan verplaatsen, een verschijnsel, dat al aan Hipparchus (130 v. Chr.) bekend was. In deze op alle mogelijke wijzen veranderlijke baan wordt de plaats der maan niet meer volgens de wet der perken, d. i. dus met eenvoudige inachtneming der middelpuntsvereffening gegeven, maar zij ondergaat door den invloed der zon een uiterst samengestelde storing, die door tal van uitnemende wiskundigen geanalyseerd en in de zeer uitvoerige maantafels verantwoord is. De beste maanstheorie is thans wel die van den Amerikaan Hill. Wil men de plaats der maan tot op 1" nauwkeurig voorstellen, dan moeten als gevolg van de werking der algemeene zwaartekracht in het stelsel Zon-Aarde-Maan een 70-tal storingen worden berekend. De allervoornaamste daarvan, evectie, variatie, jaarlijksche en parallaktische vereffening, seculaire versnelling, worden in afzonderlijke artikelen behandeld. Geheel in het reine is men ook thans nog niet met de maanstheorie. Behalve de moeilijkheid der seculaire versnelling, waarvan het theoretische niet met het waargenomen bedrag klopt, is er nog een niet uit de storingstheorie verklaarbare schommeling, waardoor de maan zich in een periode van 270 jaren tot een bedrag van 13" beurtelings ten O. en ten W. van de berekende plaats verwijdert.