Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lithium

betekenis & definitie

Lithium, - scheikundig symbool Li, het lichtste der alkalimetalen, atoomgewicht 7,01. In 1817 door Arfvedson in petalit ontdekt; later door Davy en Biande electrolytisch bereid en door Bunsen en Matthiessen in het groot gemaakt. Het komt in de natuur in kleine hoeveelheden uiterst verspreid voor, naast groote quantiteiten natrium en kalium. In de asch van een aantal planten, zooals bepaalde tabaksoorten, cacao, zeewier en suikerriet is L. aangetoond.

Door zijn spectraallijn ook in de zonne-atmosfeer. De naam is afgeleid van Grieksch voor steen. In vrijen toestand wordt het meestal door electrolyse van het gesmolten chloride bereid; het is een uiterst week, zilverwit metaal, dat aan de lucht onmiddellijk aanloopt; harder dan natrium en kalium, zachter echter dan lood. Het s.g. bedraagt bij 200 0,543, zoodat het het lichtste van alle bekende vaste stoffen is. Het is taai en kan evenals lood tot draad worden getrokken en tot platen worden uitgewalst. Het smeltpunt is 1863, terwijl het in vacuum vluchtig is.

Het heeft van alle elementen de grootste specifieke warmte, n.l. 0,9408. Het Lithiumspectrum is gekarakteriseerd door een heldere lijn in het rood en een zwakke in het oranje, zoodat L. en zijn verbindingen de kleurlooze vlam levendig karmozijnrood kleuren. Chemisch gelijkt L. op natrium en kalium, doch is minder gemakkelijk in reactie te brengen. Het vormt evenals deze twee metalen een waardige, kleurlooze, sterk positieve ionen, welke neiging hebben tot het vormen van complexe verbindingen en die zich van de andere alkali-metaal-ionen ook daarin onderscheiden doordat zij met koolzuur, phosphorzuur en fluorwaterstofzuur weinig oplosbare zouten vormen. Van de zouten is lithiumchloride het belangrijkste.

< >