Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lijfstraffen

betekenis & definitie

Lijfstraffen, - lichamelijk toegediende straffen als geeseling, brandmerking, enz. Vóór de hervormingsbeweging op strafrechtelijk gebied aan het eind der 18e eeuw kende men ook vele lijfstraffen, welke bestonden in verminking. Van dien aard heeft zich nog lang gehandhaafd de handafkapping, welke volgens den Code Pénal bij vadermoord vóór de executie werd toegepast. Zij werd in Frankrijk wettelijk afgeschaft in 1832, hier te lande bij de wet van 29 Juni 1854, Stb. 102, welke in het algemeen de lijfstraffen afschafte.

Men had hier toen n.l. nog de geeseling en de brandmerking. De eerste was weliswaar door de invoering van den Code Pénal vervallen, maar in 1813 bij Souv. Besluit hersteld. Na 1854 bleven de lijfstraffen in naam nog gehandhaafd in eenige oude wetten, totdat de wet van 4 Apr. 1870, Stb. 56, ze ook daaruit schrapte. Uit het militaire strafrecht verdwenen ze bij de wetten van 14 Nov. 1879, Stb. 191— 194. — Als maatregel van tucht is de lijfstraf bij art. 22 der Beginselenwet van 14 Apr. 1886, Stb. 62, laatstel. gew. 12 Febr. 1901, Stb. 64, nog toegelaten in de strafgevangenis te Leeuwarden. — Als tuchtmiddel tegen jeugdige delinquenten worden de l.s. nog in verschillende landen toegepast. Als straf tegen volwassenen in Engeland en Ierland (Garotters act van 1863) en in Montenegro (bastonnade).