Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Interim

betekenis & definitie

Interim - (Lat., inmiddels) heeten de drie, op verzoek van keizer Karel V vastgestelde, voorloopige toestanden, die tot op de eindelijke schikking van de godsdienstgeschillen door een concilie als grondslag eener vereeniging van Katholieken en Protestanten in het Duitsche rijk zouden dienen. 1) Het Regensburger Interim. Tijdens den Rijksdag te Regensburg 1541 kwamen theologen voor beide partijen bijeen; zij vereenigdon zich wel over sommige ondergeschikte punten, maar de vorsten weigerden de aanneming ervan. 2) Het Augsburger Interim, ontworpen op last van den Keizer. Daarin werd de Avondmaalskelk en de priesterwijding toegestaan, maar overigens de Kath. leer, al was het ook in milderen vorm, vastgehouden. De keizer verplichtte bij het verlaten van den rijksdag slechts de Protestanten zich aan dit interim te houden.

Van de vorsten spraken slechts weinigen tegen, doch het evang. volk zette er zich met beslistheid tegen. 8) Het Leipziger Interim. Keurvorst Maurits van Saksen liet het Augsburger I. door zijn theologen omwerken tot het Leipziger (of kleine) I. in 1548. Het werd door de Saksische stenden aangenomen, maar werd vooral door de Lutheranen heftig bestreden. Het Passauer Verdrag 1552 verhinderde de uitvoering van het Leipz. en v. h. Augsb. I. — Vgl. Iszleib, Das Interim in Sachsen 1548—52 (in het Neue Archiv für sächs. Geschichte, Dresden 1894); Bleek, Das Augsburger I. in Straszburg (Straszb. 1894).