Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Interferentie

betekenis & definitie

Interferentie - samenstelling van twee enkelvoudig harmonische bewegingen (sinusbewegingen). Doorgaans valt daarbij de amplitude van elk der bewegingen bij transversale trillingen langs dezelfde lijn; noodig is echter zulks niet. In het eerste geval blijft de beweging van een bepaald punt rechtlijnig en ontstaan knoopen (waar de uitwijkingen uit den evenwichtsstand tegengesteld zijn) en buiken (waar de uitwijkingen in denzelfden zin zijn) der beweging, wanneer de trillingstijd van beide bewegingen dezelfde is ; zulks is bijv. het geval, wanneer twee vlakke golven in tegengestelde richting loopen, er ontstaat dan een staande trilling. In het tweede geval kunnen er door samenstelling van twee trillende bewegingen langs onderling loodrechte lijnen met willekeurige frequenties en een willekeurig phaseverschil allerlei ingewikkelde baankrommen ontstaan (figuren van Lissajous). — Het verschijnsel van i. doet zich voor bij trillingen van mechanische systemen, eveneens bij geluidstrillingen; de knoopen en buiken zijn dan plaatsen van minimale en maximale geluidsintensiteit.

De belangrijkste rol speelt echter de i. in de theorie van het licht; aldaar heeft de i. tengevolge, dat de lichtintensiteit maxima en minima vertoont, overeenkomende met buiken en knoopen der lichtbeweging. Met behulp van den naar hem genoemden spiegelproef bewees Fresnel, dat voor het licht de undulatietheorievan Huygens moest worden aanvaard. Voorts geven interferentieverschijnselen aanleiding tot de kleurverschijnselen in dunne platen, de ringen van Newton, de strepen van Fizeau, de ringen van Haidinger, de chromatische polarisatie in kristallen enz., terwijl bij de buiging van het licht de verschillende bundels, die ontstaan, eveneens met elkaar interfereeren.

< >