Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hypotheekbanken

betekenis & definitie

Hypotheekbanken - financieele instellingen, welke eenerzijds geld uitleenen tegen onderpand van hypotheek en anderzijds zich het daarvoor benoodigde geld verschaffen door uitgifte van schuldbrieven, pandbrieven genaamd. Hoewel de soliditeit dezer pandbrieven zeer zeker door de hyp., welke de vorderingen der bank verzekeren, wordt verhoogd, ja deze daarop grootendeels berust, genieten deze zelf geenerlei voorrecht boven andere schulden der bank. — De h.b. putten hare winst in de eerste plaats uit het verschil in rente, welke zij op hare vorderingen kunnen bedingen, en die, welke zij op hare pandbrieven moeten betalen. Stijgende rentestand is voor haar zeer voordeelig, daar deze haar in staat stelt hoogere rente te bedingen, terwijl zij harerzijds met de eens beloofde rente op de eens uitgegeven pandbr. kan volstaan, daar deze van den kant der houders niet opzegbaar zijn. Wel dwingt de concurrentie haar bij zeer sterk stijgenden rentestand soms een deel harer pandbrieven naar boven te converteeren. — Een andere bron van inkomsten der h.b. is de zgn. afsluitprovisie, door den geldopnemer veelal bij het sluiten der overeenkomst aan haar te voldoen. — De oudste onzer h.b. is de Nationale H.B. te Amsterdam, opgericht in 1861.

Na haar zijn vele andere verrezen. Langzamerhand werd het echter steeds moeilijker een arbeidsveld voor nieuwe dergelijke instellingen te vinden, zoodat haar aantal in de laatste jaren vrij stabiel bleef. Het bedroeg in 1915 52. Dit aantal is voor een land als het onze bijzonder groot, als men bedenkt, dat ’t het aantal h.b. van geheel Duitschland overtreft. In verband hiermede is de omvang der zaken daar gemiddeld veel grooter; vele banken hebben voor honderden millioenen hypotheken, terwijl de grootste onzer h.b., n.l. de Nationale H.B. en de Rotterdamsche H.B. (opgericht in 1864) hypotheken hebben loopen tot bedragen van resp. ƒ 45.882.000 en ƒ 48.883.000 (81 Dec. 1915). — In het bovengen. aantal van 52 zijn niet begrepen de h.b., die in het buitenland werken en welke de laatste jaren vóór den oorlog in groot aantal zijn ontstaan. Het aantal dezer banken steeg van 9 in 1906 tot 27 in 1914. Het totaal bedrag der uitstaande hypotheken der in Nederland werkende h.b. beliep 31 Dec. 1915 ƒ 513.763.000, dat der Ned. h.b. in het buitenland werkende ƒ 163.045.000, te zamen dus ƒ 676.808.000. — Het kapitaal der h.b. dient na de oprichting in hoofdzaak tot zekerheid voor de pandbriefhouders.

Meermalen bepalen de statuten, dat het in een bepaalde verhouding moet staan tot het bedrag aan uitstaande pandbrieven. Veelal is het kapitaal slechts voor een klein percentage, b.v. 10%, gestort. — Het h.b. bedrijf is te onzent aan geen bijzondere wettelijke bepalingen onderworpen. In Duitschland is het geregeld door eene wet van 1899. — Engeland heeft geen h.b. zooals wij ze kennen. Wel wordt door sommige (b.v. deposito-) banken soms geld op hyp. verstrekt; pandbrieven worden echter niet uitgegeven. Met het hypotheekbedrijf houden zich daar o. a. bezig de building societies. — Naarmate vooral de grootere gemeenten meer en meer een doelbewuste grondpolitiek zijn gaan voeren, is men hier en daar (b.v. in Dusseldorf, Amsterdam, Den Haag) tot oprichting van gemeentel. h.b. overgegaan. Meermalen toch bleek het, dat vooral wanneer de gemeenten hare bouwterreinen niet in eigendom, maar in erfpacht uitgeven, de particuliere h.b. niet bereid waren de gewenschte faciliteiten te verleenen. — Zie ook SCHEEPSHYPOTHEEKBANKEN.