Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Wind

betekenis & definitie

Wind - 1) de luchtstroom, die tot stand komt onder invloed van luchtdrukverschillen in de atmosfeer. Onder invloed van de aarddraaiing geschiedt deze strooming niet rechtstreeks van plaatsen van hoogen luchtdruk naar plaatsen van lagen luchtdruk, doch maakt de luchtstrooming een hoek met de richting van het luchtdrukverval, die verder nog afhangt van de wrijving langs de aardoppervlakte. (Zie AFWIJKENDE KRACHT DER AARDROTATIE). De wind wordt, wat de richting betreft, steeds benoemd naar de hemelstreek, vanwaar hij komt (N.lijke wind is een luchtstroom uit het Noorden komend en naar het Zuiden waaiend), de snelheid wordt uitgedrukt in meters per seconde, kilometers per uur of in de schaal van Beaufort, en wordt gemeten met anemometers. Voor de in ons land overheerschende winden zie men onder NEDERLAND, klimaat.

In de hoogere luchtlagen waait de wind loodrecht op het luchtdrukverval, terwijl de sterkte, naarmate de wrijving over de aarde zich minder doet gevoelen, met de hoogte toeneemt. Ruw gerekend is de windsnelheid op 500 M. hoogte de dubbele van die aan den grond, terwijl de richting in den ondersten halven kilometer gemiddeld 30° naar rechts draait. Zoowel de windrichting als de windsterkte hebben een dagelijksche en jaarlijksche periode. Nabij den grond is de wind gemiddeld het sterkst in de middaguren en het zwakst in den nacht, terwijl de gemiddelde windsnelheid in den winter grooter is dan in den zomer. Voor verdere bijzonderheden zij verwezen naar gebied van lagen en hoogen luchtdruk; voor speciale locale winden naar de desbetreffende artikelen. (BORA, MISTRAL, SIROCCO, SAMOEN, enz.).

2) (wapenk.), wordt voorgesteld door een kinderhoofd, dat met bol opgezette wangen, uit alle macht blaast (aquilon).
3) (in den — gaan), blanco (à, découvert) verkoopen (Hd. fixen).