Hoogepriester - treedt in Israël op na de ballingschap, en vereenigt in zich zoowel de wereldlijke regeeringsfunkties als depriesterlijke waardigheid. Hij is een priestervorst. Voor de ballingschap had wel elk heiligdom (Jeruzalem, Silo, Nob, e. a.) zijn eigen opperpriester, maar dat waren slechts plaatselijke geestelijke ambtenaren, die door den koning werden aangesteld en afgezet. De latere h. treedt in de plaats van den vroegeren koning.
Hij was de vertegenwoordiger van God bij het volk, en van het volk bij God, de middelaar. Als zoodanig betrad de h. op Grooten Verzoendag het Heilige der Heiligen om verzoening te doen voor de zonden van het volk. Zijn ambt was erfelijk; omtrent zijn kleeding, enz. was hij onderworpen aan minutieuze voorschriften. De latere Israëlietische traditie noemt Aaron den eersten hoogepriester, en antedateert dus het hoogepriesterschap.