Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hooger beroep

betekenis & definitie

Hooger beroep - (appèl). De in vele gevallen bestaande mogelijkheid om van rechterlijke of administratieve beslissingen van eenig belang in beroep te gaan bij een hoogere macht berust op de gedachte, dat dwaling bij een beslissing nooit is uitgesloten, zoowel wat betreft de feiten als de rechtsvragen. Meerdere waarborg voor een juiste beslissing in hooger beroep levert zoowel het herhaald onderzoek als het feit, dat daarbij veelal uitspraak wordt gedaan door of op advies van personen, die op grond van bijzondere kunde of ervaring daartoe zijn geroepen. — In burgerlijke procedures geldt als hoofdregel, dat de vonnissen van den kantonrechter appellabel zijn, wanneer de vordedering meer dan ƒ 50 beloopt (38—42 R.O.), de vonnissen der arrondissementsrechtbank als de vordering meer beloopt dan ƒ 400 (53, 54 R.O.). Is een bepaalde procedure bij afzonderlijke wet geregeld, zoo oordeelt de H.R. beroep mogelijk, tenzij het uitdrukkelijk is uitgesloten (H. R. 3 Mei 1917, N. J. blz. 620). In strafzaken is van vonnnissen der arr.

Rcchtb. hooger beroep als regel mogelijk (56 R. 0.), van vonnissen van den kantonr. geldt hetzelfde behalve in de gevallen, dat geen andere straf is bedreigd dan geldboete van ten hoogste f 25 (44 R. 0.). — Voor wie bij verstek veroordeeld is, staat hooger beroep niet open (contumax non appellat; 335 Rv., 228 Sv.); hem staat echter het middel van verzet ten dienste. — Het beroep van vonnissen van den kantonr. wordt behandeld door de arr.rechtb. (64, 58 R. O.), van die der laatste door de gerechtshoven (68, 69 R. 0.), Ook kan het hooger beroep voor scheidsmannen worden gebracht (643 Rv.). Zie voor h. b. van beslissingen van den president der rechtbank in kort geding art. 295 Rv.; van arbitrale uitspraken art. 646 Rv. — Van een in hooger beroep gedane uitspraak staat nimmer nogmaals hooger beroep open. Soms wel eenig ander rechtsmiddel.— De procedure in hooger beroep is geregeld in de artt. 332—358 Rv. (burgerl. zaken) en 228—251 Sv. (strafzaken). — De termijn, waarbinnen men in beroep kan gaan, is in burgerl. zaken 3 maanden (339 Rv.), in strafz. 14 dagen (229 Sv.).— Ook in administratief-rechtelijke beslissingen is meermalen beroep mogelijk; veelal op de Kroon. Zie bv. artt. 26, 36, 209, 227 Gem.wet. — Van beslissingen op bezwaarschriften tegen aanslagen in de Personeele belasting kan men in beroep komen bij een Raad van Beroep (art. 57 wet Pers. bel.). Een zelfde regeling geldt voor de Vermogensbelasting (art. 28 wet Verm.bel.) en de Rijksinkomstenbelasting (artt. 77, 87, 92, 98 wet Ink.bel.) Krachtens de wet van 19 Dec. 1914, Stb. 564, worden alle deze belasting-beroepen onderzocht en beslist door Raden van Beroep voor de directe belastingen, welke in elke provincie of in elk gedeelte eener provincie zijn ingesteld. Bij deze belasting-beroepen is echter veeleer sprake van rechtspraak in eerste instantie dan van hooger beroep, daar toch de voorafgaande beslissingen van een der partijen zelve afkomstig zijn. — Hetzelfde geldt ook de werkzaamheden der Raden van Beroep voor de geschillen betreffende de ongevallenverzekering en ouderdomsverzekering krachtens de Ongevallenwet en Invaliditeitswet; zie BEROEPSWET. Hier is dan ook nog hooger beroep toegestaan op den Centralen Raad van Beroep te Utrecht.

< >