Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hoefkraakbeenderen

betekenis & definitie

Hoefkraakbeenderen - In den hoef bij het paard is het hoefbeen gelegen, welks uiteinden of hakken aan beide zijden een platvormig verlengstuk van kraakbeen dragen, de hoefkraakbeenderen. Deze zijn bij het levende paard te voelen juist boven den hoornschoen aan het achtergedeelte van den hoef. Door deze veerkrachtige kraakbeenderen is het mogelijk, dat de hoef bij de belasting uitzet, kan dus het hoefmechanisme werken, waardoor weer de hoorngroei vooral wordt bevorderd. Bij oudere paarden, vooral van zware rassen, en die veel op den harden weg moeten werken, treft men meermalen verbeening van hoefkraakbeenderen aan.

Het eerst is in den regel het buitenhoefkraakbeen der voorhoeven verbeend. De hoef wordt dan aan de zijde waar het kraakbeen is vernauwd en dikwijls pijnlijk. Een zorgvuldig en doeltreffend beslag is dan noodig om het paard bruikbaar te houden.

< >