Hamieten - de nakomelingen van Ham of Cham, een der drie zonen van Noach. Tegenwoordig worden met dezen naam een reeks Afrikaansche volken aangeduid, die zich bedienen van de tamelijk nauw aan elkaar verwante Hamietische talen. Deze talen worden in twee groepen verdeeld:
1) de Lybische groep of de groep der Berbertalen, welke in de oudheid den geheelen N. rand van Afrika ten W. van Egypte, met uitzondering van enkele Fenicische en Grieksche kolonies, besloeg, tegenwoordig evenwel van de kunststreken nagenoeg geheel verdrongen is door het Arabisch, maar de talrijke stammen omvat, die onder de namen van Berbers, Toearegs, Kabielen e. a. de Z. streken van Algiers, Tunis, Marokko en Tripolis in bezit hebben, alsmede alle oasen tusschen de staten van N. Afrika en de negerstaten gelegen;
2) Koesjietische of Ethiopische taalgroep (niet te verwarren met de Ethiop. taal), die zich van Egypte Z.waarts uitstrekt tot aan het gebied der Bantoetalen, en het Bedsja (als omgangstaal ook in Boven-Egypte heerschend), Bisjari, Saho, Afar, Falasja, Galla, Dankali en Somli omvat. De Haussataal in W.-Afrika schijnt hiervan een verwijderde uitlooper te zijn. Tusschen de Hamiet. en Semiet, taalgroepen staat de Egyptische taal met haar jongsten uitlooper, het Koptisch. Alle Hamiet. talen komen opvallend overeen ten opzichte der persoonl. voornaamw. en de daaruit ontstane persoonsuitgangen van het werkw., voorts in de aanduiding van het vrouwel. geslacht door den uitgang t, in de vorming van het meervoud en van andere grammatische vormen. In enkele van deze punten komen de Hamiet. talen ook overeen met de Semietische, zoo bijv. vooral in de voornaamste pronominaalstammen en de aanduiding van fem. en meerv., voorts ten opzichte der telwoorden voor 2, 6, 7 en 8, en van een menigte andere woorden. Men vergete echter niet, dat bijna alle Ham. talen pas op een zeer jong stadium van haar ontwikkeling ons bekend zijn geworden.
Misschien zijn de H. uit Voor-Azië afkomstig, waar zij zich reeds van de Semieten hebben afgescheiden in een tijd, waarop hun gemeenschappelijke taal nog minder ontwikkeld was. Litt.: Lepsius, Nubische Gramm. 1880; Cust, Sketch of modern Languages of Africa, 1884; A. Erman, Das Verhältnis des aegyptischen zu den semitischen Sprachen (der Deut. Morgenl. Gesellsch., 1892); Praetorius, Ueber die semit. Sprachen Ostafrikas (Beitr. zur Assyriol,, 1894).