Grisee - (Javaansch grĕsik of garĕsik = vaste bodem; ook monding van een rivier); — 1) afd. der res. Soerabaja, bestaande uit ’t regentsch. G. en drie contrôle-afd.: G. met de distr. G., Bengawan-djĕro en Goenoeng Kĕndĕng; Sidajoe met de distr.
Sidajoe en Karang Binangoen; het eil. Bawéan, vormende ’t gelijkn. distr. — 2) hoofdpl. v. d. gelijkn. afd. met ± 26.000 inw. (1915) waaronder ± 130 Europ., 1800 Chin. en 1000 Arab., in vroeger tijd een zeer belangr. handelsplaats aan Java’s N.-kust; reeds vóór 1400 n. Chr. kwamen er Chin. handelaars; in den eersten tijd der vestiging van den Islam was het een centrum van propaganda voor dien godsd. Men vindt er het nog zeer in eere gehouden praalgraf van een der eerste verkondigers v. d. Islam op Java (wali’s), Maulana Malik Ibrahim, en uitgestrekte terreinen met begraafplaatsen, waarvan de oudste uit de 14de eeuw dagteekenen; de poorten zijn in Hindoe-stijl. G. is bekend door de daar vervaardigde goud- en zilverweefsels, maar vooral door het koperwerk, dat tegenwoordig ook in Europa aftrek vindt.