Goudleder - voor wandbekleeding als behangsel en voor overtrekken van meubelen, is een leder van opgeperste figuren in goud of zilver voorzien. Het zachtgemaakte leer wordt in stukken van gelijke grootte gesneden, op gelijkmatige dikte gebracht en met bladzilver belegd, waarop goudvernis in eenige lagen is opgebracht. Moeten gedeelten in zilver uitkomen, dan wordt hiervan de nog vochtige vernis weer verwijderd. Met een houten wals worden de figuren ingedrukt, de betere soorten worden nog met ponsen bewerkt, waardoor een grootere glans wordt verkregen.
Na het persen wordt het overblijvende, niet met zilver bedekte deel geverfd. Oude behangsoorten kwamen, wat de figuren betreft, overeen met geweven stoffen. Voor enkele opzichzelfstaande stukken werden de figuren afzonderlijk ontworpen (altaarstukken, schermen, banieren, enz.). Het g. is van Moorschen oorsprong (Spanje); in de 16e eeuw was Cordova het middelpunt, dan ging op Venetië de leiding over. In de 17e eeuw was het in de Nederlanden veel in gebruik (Mechelen). Van hier ging de kunst op Frankrijk over, later op Engeland. In de 18e eeuw kwam het verval door de invoering van katoenen behangsels, die later door papier werd vervangen. In den laatsten tijd wordt het goudleder in papier nagemaakt.