Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Göteborg

betekenis & definitie

Göteborg - (Gothenburg), 2de stad van Zweden, hoofdstad van G.- en Bohuslan, aan den mond der Göta Elf; met de voorsteden 192.000 inw. Het is voor den handel misschien de best gelegen plaats van Scandinavië met o. a. zeer veel houtuitvoer. Het hout wordt via het Trolhattan kan.* aangevoerd; zagerijen uit Dalarne hebben tot exporthaven. De stad heeft zelf ook vele zagerijen, waar dwarsliggers voor de Eng. en Deensche spoorwegen worden gemaakt.

Verder uitvoer van vee naar Denemarken en Eng. en een steeds toenemende boter-export. Door de kanaalverbinding met Stockholm en de vele spoorlijnen (in de richtingen: Uddevalla, Vanersborg, Skara, Stockholm, Boras en Malmö) heeft het ook als invoerhaven groote beteekenis, hoewel deze vermindert. Behalve de zagerijen heeft G. ook meel-, sigaren-, textiel-, machine- en pianofabrieken, de grootste margarinefabr. van Zweden, brouwerijen en destilleerderijen. — G. werd in 1619 door Gustaaf Adolf gesticht aan den ijsvrijen mond der Göta, Elf en kreeg spoedig vele Holl. kolonisten tot inwoners, die er de havenwerken naar Holl. gebruik inrichtten. De groote bloeitijd voor G. kwam in 1806, toen het door het Continentaal stelsel tot stapelplaats werd voor den Eng. handel met Noord-Europa. In zorg voor volksgezondheid on volkswelvaart staat G. vooraan; in 1846 was het tevens de eerste Zw. stad, die gasverlichting invoerde. Er is een universiteit. G. heeft geregelde vrachtbootverbinding met Amsterdam en Rotterdam, alsmede met vele andere Europ. havens; een Nederl. consul behartigt onze handelsbelangen.

< >