Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gom

betekenis & definitie

Gom - Hieronder verstaat men stoffen van plantaardige herkomst, die zeer dicht bij de koolhydraten staan en alle min of meer met Arabische Gom overeenkomen. Met weinig water vormen ze een dikke vloeistof of lossen er slechts ten deele in op en zwellen op tot een gelei. Ze zijn geheel onoplosbaar in alkohol van omstreeks 50% en sterker, in aether e. d. en gaan door koken met verdund zwavelzuur in suikers (glucosen) over. Men onderscheidt 1o. physiologische gom, die als normaal bestanddeel in plantenweefsels optreedt, hetzij als deel van den celwand of opgelost in de cel en 2o. pathologische gom, die door natuurlijke of kunstmatige verwonding ontstaat en die dan uit den bast tevoorschijn komt, doch zich eerst in het hout verzamelt.

Deze gommassa sluit de wond af. De in de techniek gebruikte gom is uitsluitend het pathologische produkt. Gom is zeer verbreid in het plantenrijk. Onder de belangrijke families, die geregeld g. bevatten zijn te noemen: de Cycadeeën, de Palmen (b.v. Cocos), Bromeliaceeën, Moringaceeën, Rosaceeën (Prunus), Leguminosen (Acacia- en Astragalus-soorten), Rutaceeën (Feronia), Anacardiaceeën (Anacardium), Sterculiaceeën (Sterculia Tragacantha) en Araliaceeën (Panax Murrayi). In de plant schijnt de gom vooral te ontstaan door verandering van celwanden, ten deele echter ook in de levende cellen, als het product van een bijzonder stofwisselingsproces. Het is zeer waarschijnlijk, dat enzymen daarbij een belangrijke rol spelen. De kleur van gom is zeer verschillend, meest bleekgeel, maar soms bruin tot rood en bruinzwart. Voor de eigenschappen en het gebruik der gomsoorten zie men verder de artikelen ARABISCHE GOM, TRAGACANTH, ANACARDIUM en verder DEXTRINE, LIJM, GUMMI, enz.