Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lijm

betekenis & definitie

Lijm - in het algemeen gebezigd voor alle kleefmiddelen. Meer in het bijzonder voor de kleefstof afkomstig uit dierlijken afval. Deze bevatten eiwitachtige, in water onoplosbare stoffen, de z.g. collagenen of lijmvormers, hier speciaal de glutine, welke met water eenigen tijd gekookt, in lijm overgaan. Speciaal in aanmerking komen :

1) vischafval, welke de vischlijm geven, welke afzonderlijk wordt besproken, 2) huidafval en beenderen van zoogdieren, waaruit de huid- en beenderlijm wordt gewonnen, en 3) kraakbeen, dat een chemisch eenigszins afwijkende, z.g. chondrinelijm geeft van minderwaardige kwaliteit.

De h u i do f l e d e r l ij m, vroeger ook Keulsche lijm genoemd, wordt bereid uit huidafval van de slachterijen, looierijen en lederbewerking, in allerlei kwaliteiten. Versche rundervellen geven tot 50 % lijmrendement, de meest gangbare afvalsoorten slechts 10—15%.Deze afval,het lijmleder, laat men 4—6 weken in slappe kalkmelk weken. Hierdoor wordt het aanhangende vet verzeept, vleeschresten losgemaakt, en tal van andere stoffen opgelost. Het wordt daarna grondig machinaal gewasschen en snel gedroogd, hetgeen de z.g. ruwe l. levert. Door behandeling met zwaveldioxyde vóór het drogen wordt somtijds de kwaliteit verbeterd, speciaal later de oplosbaarheid bevorderd. De ruwe l. wordt nu gekookt in open ijzeren of koperen, soms vertinde ketels met water. De verhitting geschiedt liefst niet met vuur (wegens gevaar van aanbranden), doch met stoomslangen, en duurt 4—10 uur. Men krijgt dan een dunne l. met 10—15 % droge stof, welke thans op grootere concentratie moet worden ingedampt.

In moderne bedrijven geschiedt dat thans in vacuumverdampapparaten, in plaats van de vroeger gebruikelijke open pannen, met roteerende stoomslang. Men concentreert tot ± 25% droge stof ; de zoo verkregen warme oplossing wordt dan nog geklaard in heeten toestand met stoffen als aluin en oxaalzuur. De kwaliteit gaat hierdoor evenwel sterk achteruit. Onschadelijk is het bleeken met zwaveldioxyde, mits geen sterk zure massa achterblijft, die bij het gebruik b.v. kleuren aan kan tasten. Beter is het bezinken in kuipen, welke goed bekleed zijn met een warmte-isoleerende stof. Daarna wordt de massa uitgegoten, tegenwoordig veelal op gekoelde glazen tafels in een dunne laag, vroeger in lange blokken, welke met behulp van speciale zagen in dunne vellen worden gezaagd. Ten slotte worden de vellen gedroogd. Deze bewerking eischt pijnlijke oplettendheid, teneinde rotten en smelten te voorkomen. — B e e n d e r l ij m wordt bereid uit beenderen, zoowel versche uit de abattoirs als oude van de aschvaalt en den lompenhandel.

De eerste zijn beter, die van jonge en kleine dieren beter dan van oude. Zij geven 15—20 % lijmrendement, oudere en uitgedroogde 8—10 %. Bij de verwerking op l. wordt het vet als nevenproduct gewonnen, somtijds tevens beendermeel. De beenderen worden gesorteerd en gebroken tot het beenderschroot. Voor het ontvetten zijn verschillende methoden in gebruik: uitkoken met water, uitstoomen met stoom onder druk, of extraheeren met benzine en andere extractievloeistoffen. Het ontvette schroot wordt nog nabehandeld in poetstrommels, en ten slotte met water gewasschen. De verdere bewerking tot l. kan nu geschieden langs twee wegen:

1) door het schroot direct met water en stoom te koken tot lijmvrij schroot en een slappe lijmoplossing, of 2) volgens een meer moderne methode, door de minerale bestanddeelen van het schroot (in hoofdzaak calciumphosphaat) op te lossen in verdund zoutzuur (soms ook zwaveldioxyde), zoodat de lijmweefsels alleen overblijven, welke dan geheel worden verder verwerkt als boven bij de lederlijm beschreven.

Het oplossen (macereeren) geschiedt in groote houten bakken met zoutzuur van 4 a 6° Beaumé (d. i. 6 a 8 %) en duurt 2 a 3 dagen. Het schroot wordt dan geheel doorzichtig. In dien toestand wordt het met kalkmelk geneutraliseerd, daarna gewasschen en gekookt. Het zoutzuurextract wordt met kalkmelk behandeld, waardoor dicalciumphosphaat neerslaat, dat, als beendermeel of beenderasch voor bemestingsdoeleinden of als toevoeging aan veevoer, gereeden aftrek vindt. In totaal verkrijgt men uit 100 K.G. beenderen ongeveer 16 K.G.l. 35 K.G. beendermeel en 8 K.G. beendervot. Beenderlijm staat tegenwoordig in kwaliteit niet meer bij lederlijm ten achter. — Goede l. is helder en hard, en moet in water van 50° verhit gemakkelijk oplossen. De beste beoordeeling levert een lijmproef met hout op hout. Er zijn tal van verschillende producten op de markt van zeer uiteenloopende kwaliteit.

Russische l. is wit gekleurd met witte verfstoffen of beenderasch, doch van voortreffelijke kleefkracht. Houtlijm is geen bijzondere soort. Parijsche l. of hoedenmakerslijm is een slechte hygroscopische soort, Keulsche l. is lederlijm, meestal zeer goed. Prima waar is de vergulderslijin. Een goeden naam geniet ook de Vlaamsche l. Zie ook GELATINE.

Vloeibare l. wordt uit geweekte l. gemaakt door toevoeging van azijnzuur, somtijds ook andere zuren (salpeterzuur, oxaalzuur) of chloorzink. Tegenwoordig echter wordt deze soort meestal vervangen door kleefoplossingen van dextrine of arabische gom.— L. wordt toegepast in de meubel- en wagenmakerij, bij het lijmen van papier (meestal tegenwoordig harslijm), in de viltindustrie en bij het appreteeren en drukken van verschillende textielproducten. Ook voor verfstoffen, kitten en tallooze kleefstofpreparaten. Met glycerine gemengd geeft het een elastische massa, die o. a. voor drukkerij-verfwalsen wordt gebruikt. — Litteratuur : zie o.a. Dawidowsky, Die Leimund Gelatinefabrikation, 3e Aufl. (Wien, 1893).